Neerlandia. Jaargang 40
(1936)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbesprekingProf. Dr. S.P. Engelbrecht. Geskiedenis van die Nederduits Hervormde Kerk van Afrika, tweede herziene en vermeerderde druk; 434 blz.; De Bussy, Pretoria, 1936.Er zijn drie Hollandse kerken in Zuid-Afrika: 1. de Nederduits Gereformeerde kerk, daar geplant onder Jan van Riebeeck in 1652 en nog de grote volkskerk; onder eigen synoden afzonderlijk georganiseerd in Kaapland, Natal, Oranje-Vrijstaat en Transvaal. Zij telt volgens de almanak voor 1936 ruim driekwart millioen zielen en een half millioen leden in 396 gemeenten met over de 400 predikanten. 2. De Gereformeerde kerk van Zuid-Afrika, tot openbaring gekomen in 1855 onder Ds. D. Postma, telt een kleine 60.000 doopleden en bijna 30.000 lidmaten in 'n 100 gémeenten. 3. De Nederduits Hervormde k1rk van Afrika, die in art. 20 van de eerste Grondwet der Z. Afrikaanse Republiek als Staatskerk vermeld wordt. Zij telt ruim 50.000 zielen in 'n goede 50 gemeenten. De gegeven getallen zijn bij alle drie aanmerkelijk beneden de werkelijkheid. Door allerlei oorzaken: zwervend leven, grote afstanden van de kerk, armoede en aanslag voor kerkelijke kassen op grond van ledental, geeft de kerkelijke statistiek veel lager getallen dan de staatscensus. * * * Het boek, hier aangekondigd, beschrijft de geschiedenis van de laatstgenoemde kerk en is een in Afrikaanse taalvorm overgebrachte, vermeerderde uitgave van de eerste druk in twee delen van 1920 en 1925. De ruimte, die Neerlandia in deze dagen van bezuiniging voor boekbespreking beschikbaar kan stellen, ook de aard van het werk, waarin niet al onze lezers evenveel belang stellen, en de fijngevoeligheid, waarmede het kerkelijk publiek kennis neemt van mededelingen over eigen en zusterkerken, leggen ons beperking en voorzichtigheid op bij de plicht van dit kloek gedrukt en gebonden, voor geïnteresseerden uiterst boeiend en met meesterhand geschreven werk meer een aankondiging dan een beoordeling te leveren. * * * Wat geldt van de leiders van al de drie Hollandse kerken, gaat niet het minst op bij Dr. Engelbrecht, hoogleraar in de theologische faculteit aan de Universiteit van Pretoria: dat hij een kenner en vriend is van Nederland en de (goede) Nederlanders. Hij is een Afrikaner uit de Afrikaners, heeft zijn opleiding genoten aan de Universiteit van Utrecht, was geruime tijd hulpprediker in Nederland, bezit een van de grootste particuliere theologische bibliotheken in Z. Afrika, is een verwoed verzamelaar van kerkelijke en volksaardige handtekeningen, eerste uitgaven en Afrikaanse curiosa, en is door natuur en genade aangewezen als historicus van niet onvermaarde rang en prestatie. Op zijn naam astaan o.a.: Was Krüger een ambtenaar van Shepstone? Iets uit die oudste geskiedenis van Transvaal. President Th. F. Burgers, 'n lewenskets (416 bladz.). Paul Kruger se amptelike Briewe (1851-1877). * * * De schrijver behandelt kerkelijke en godsdienstige toestanden aan de Kaap van 1652 tot 1836; kerkelijke toestanden onder de Voortrekkers en contact met Nederland; oudste toestanden in Transvaal. Van alle kanten brengt hij onbekende bijzonderheden bij, vooral uit de tijd van de Grote Trek (1836), toen het nationaal leven ontlook. Menige Nederlander moet 'n veer laten, anderen weer krijgen pluimen, maar van verschillende afmeting. Van uit kerkelijk oogpunt, dikwijls door een politiek getinte bril (niet bepaald Engels), wordt alles beschouwd, en juist hier komen de diepste zielsovertuigingen uit, die deze staten-, kerk- en volksbouwers bewogen. Smellenkamp, Bührmann, Hiddingh, Postma, Van der Hoff, Lion Cachet, Van Warmelo, welke Nederlander, die iets weet van de 19de eeuw in Transvaal, verwelkomt niet de feiten en conclusies hier geboekstaafd? Onder alles door rolt de prent voor ons af: de stichting en groei der gemeenten, de ruzies binnen en buiten de kerk, het | |
[pagina 139]
| |
verregaand individualisme van ‘dat vrije volk (bis), dat vrije, vrije volk zijn wij’, zo naief geuit, zo goed bedoeld, zo rijk bekroond. * * * Zijn de drie kerken, ook in Transvaal, eenmaal gegrond in de geslachten, dan houdt het episch-heroïsche op, maar er is tekening in de positie gekomen: de Nederduits Gereformeerde Kerk zet de Kaapse, de Stellenbosse traditie voort, alsnog niet zonder bijmenging van een sterk Engels-Schots-Amerikaanse factor; de Gereformeerde Kerk staat voor dat deel des volks, dat het Calvinistisch type zuiver voortzet, de Nederduits Hervormde Kerk, almede door ongebroken toevoer van predikanten uit Nederland, waaronder eminente krachten, brengt welkom aan den dag en tot nieuwe bloei wat er nog echt Hollands in de Afrikaner schuilt. Dit alles brengt Engelbrecht met feiten aan het licht. Een nieuw geslacht wisselt kerkelijke debatten niet meer af met handtastelijkheden tussen eerwaarde en weleerwaarde heren (tragi-komische voorvallen!), die elkaar de mantel uitkloppen, maar vergadert plechtig in zwarte mantel (of geklede jas) en witte das en leest en bespreekt rapporten, stuurt commissies over en weer, begerende hetgeen tot vrede dient, en er komt na de eerste Vrijheidisoorlog een verzoening en hereniging tot stand, gevolgd door nieuwe rapporten, verbittering en scheiding; eindelijk echter in onze tijd een aanvaarden van de drie-eenheid in Transvaal, een berusten in het historisch gewortelde en gegroeide op kerkelijk gebied. Een boek, dat leest als een roman: ‘truth often more strange than fiction’. Den Haag, April 1936. Dr. G. BESSELAAR. | |
G. van der Zee, Vaderlandsche Kerkgeschiedenis. 1e deel, vóór de Kerkhervorming. J.H. Kok, Kampen. 1936.Uiteraard zou een werk als dit voor bespreking in Neerlandia niet in aanmerking komen, ware er niet op twee biezonderheden te wijzen die voor de Verbondsgedachte van belang zijn. De ene is dat het begrip ‘vaderlands’ er niet beperkt blijft tot het huidige Nederland, maar ook betrekking heeft op het Nederduitse taal- en beschavingsgebied dat zich ten oosten en ten zuiden van onze tegenwoordige landsgrenzen uitstrekte. - De tweede biezonderheid waarop ik doelde, is de besliste neiging van de schr. om de nederlandse aardrijkskundige namen te handhaven tegenover de buitenlandse: Munster, Aken en Emmerik; de Roer, de Wezer en de Heene; Saksen en Zwaben; Tongeren, Kamerijk en Doornik; Saltsburg en Bazel - 't is alles goed nederlands in taal en spelling. Zelfs gaat de schr. nog een stap verder en durft hij het aan, reeds heel of half in onbruik geraakte nederlandse plaatsnamen weer in gebruik te nemen: dat hij weer Mentz schrijft (blz. 56, 57, 129, 133); dat hij de oude dubbelvorm Epternach naast Echternach weer bezigt (blz. 49, 50, 77); dat hij uitsluitend van Osnabrug spreekt (blz. 99, 100, 102), zoals ook o.a. da Costa nog deed; dat hij ook Keizerswaard (Kaiserswerth) weer een kans geeft (blz. 52) - 't alles zeer verblijdend, wellicht voorbode van een naderende kentering van het tij. Toch komen er ook nog enkele onjuistheden voor: Nivelles (29), Rouen (32) en Terouane (176) heten in het nederlands Nijvel, Rouaan (vlaams vaak Rowaan), en Terwaan (bijv. door prof. Colenbrander en door prof. Geyl gebezigd). Thüringen (55), Würzburg (121) en Tübingen (227) worden in het nederlands zonder Umlautteken geschreven. Daarom is ook Lubeck (188) goed nederlands niettegenstaande de overbodige c. Ook zou het geheel in schrijvers lijn zijn geweest, het vrij jonge hoogduitse Bentheim te vervangen door het aloude nederduitse Benthem, dat in Van Lenneps tijd nog algemeen gezegd en geschreven werd en tegenwoordig in het oosten des lands nog veelvuldig gehoord wordt. Oosterbeek, 6/4/'36. A.J. SCHREUDER. | |
Abr. H. Jonker. - Die Trekboer. Nas. Pers. Bep. 1934-5/6.Levend en psychologisch goed geteekend is de hoofdfiguur van dit boek: Anthonie Reys, de trekboer. De trekboer zonder eigen plaats, rondtrekkend met vee en huisgezin in moeilijke omstandigheden, gastvrijheid vragend voor zijn door de droogte geteisterd vee, bij anderen. Goed geteekend is de tragische poging om toch nog het hart hoog te dragen en een ‘echte’ boer te schijnen, om niet onder te gaan in de steeds toenemende armoede en ellende, waarin hij onvermijdelijk getrokken wordt door de omstandigheden en door eigen onmacht en karakterzwakte. Letterkundig knap door de klare, eenvoudige teekening van de hoofdfiguur en door de voortreffelijke natuurbeschrijvingen - een gave van veel Afrikaansche schrijvers. Sociologisch van beteekenis door he inzicht dat het boek geeft in dat brandende vraagstuk van Zuid-Afrika: het arme-blanken-vraagstuk. | |
[pagina 140]
| |
Voor ons, die dit verschijnsel in dezen vorm niet kennen, een prachtige inleiding in Afrikaansche toestanden. G. | |
Ons goud roman. - Die Marais-Dagboek (1849-'65). Met inleiding en aanteekeningen van Dr. Gustav S. Preller.De Suid-Afrikaanse Akademie heeft een voor de geschiedenis van Zuid-Afrika zeer belangrijken plicht vervuld door de opdracht tot het uitgeven van dit dagboek. Door den historischen arbeid van den bewerker is, het boek meer geworden dan een dagboek alleen; het werd een objectieve geschiedschrijving van de eerste ontdekking van het voornaamste goudrif van den Rand en van de toestanden in het Transvaal van die dagen. Dit boek is van beteekenis, omdat het veel valsche aantijgingen en kleineerende beweringen van Engelsche ‘goudgeschiedschrijvers’ betreffende Transvaal recht zet. Een uitvoerig register verhoogt de waarde voor de studie der geschiedenis. G. | |
Leesboek voor de eerste klas van Gymnasium, Lyceum of Hogere Burgerschool, door W. Kramer.De keuze van de leesstof is zoodanig, dat het werk volkomen beantwoordt aan de juiste eischen, welke de schrijver zich in zijn voorwoord ‘Aan de Leraren’ gesteld heeft. Docent en leerlingen zullen dit nieuwe leesboek met voorliefde gebruiken. De docent, daar elke les te over gelegenheid biedt tot taal- en stijloefening; de leerling omdat zijn belangstelling, mede door de groote verscheidenheid van stof, in hooge mate wordt getrokken. Tevens zullen de eerste klassers, vooral op aanwijzing van hun leeraar, er naar haken de uitstekende werken ter hand te nemen, waaruit de fragmenten gelicht zijn. | |
Een goede buur.
|
|