Ingezonden
Het Duitsche taal-imperialisme
De Nederlandsche taal heeft haar oorsprong in Vlaanderen en is een Neder-Frankisch dialect. Het moderne Hoogduitsch is het dialect, dat gesproken werd in Saksen - Thuringen, gebaseerd op de bijbelvertaling van Luther en de ‘Kanzlei Sprache’, die feitelijk eerst in de 17de eeuw als algemeene Duitsche beschaafde schrijftaal doordringt. In dezen tijd was in Holland reeds de Letterkundige bloei van Vondel, Cats en Huygens.
Het Nederduitsch is de schrijftaal van het Nederduitsche taalgebied, dat zijn grens heeft ten noorden van Aken-Bonn-Kassel-Frankfort/Oder en verder Oostelijk tot de Poolsch - Duitsche taalgrens. Ten Zuiden van deze lijn ligt het gebied der Hoogduitsche taal.
Het Nederduitsch bestond aanvankelijk uit twee hoofddialecten: het Neder-Frankisch en het Neder-Saksisch, waarvan het middelpunt van eerstgenoemde Holland was, en de basis vormt van onze beschaafde Nederlandsche taal, zooals wij die van Vondel en Huygens geleerd hebben.
Ook in Nederland hebben wij een Neder-Saksisch taalgebied en hiertoe behooren n.l. de oostelijke provincies zooals Groningen, Overijssel en Drenthe. Even goed als op het Skandinavische Schiereiland de twee verwante talen Zweedsch en Noorsch zelfstandig naast elkaar bestaan, zoo zijn ook Nederlandsch en Duitsch wel is waar nauw verwante, maar gelijkwaardige zelfstandige germaansche talen.
Even dwaas als het voor een Zweed zou zijn te beweren, dat het Noorsch een Zweedsch dialect is, omdat beide Noordgermaansche talen zijn, even dwaas is het voor een Duitscher te beweren, dat het Nederlandsch een Duitsch dialect is. Het begrip ‘Duitsch’ valt in onzen tijd samen met ‘Hoogduitsch’ en het zou derhalve juister zijn beide talen te rangschikken onder het begrip van b.v. Continentale of Midden-Europeesche germaansche talen.
In de moderne Duitsche wetenschappelijke taal- en aardrijkskundige leerboeken alsmede de atlassen die op de scholen gebruikt worden, wordt het bestaan van een zelfstandige Nederlandsche schrijf- en spreektaal stelselmatig genegeerd en eenvoudig beschouwd als een Duitsch dialect. Dit moge o.a. blijken uit een citaat van Prof. Kluges: Geschichte der deutschen National Literatur (1926) als volgt:
‘Abgesehen von Longobardischen, von der auszer Eigennamen nur Lehnwörter besonders in den Altlombardischen Gesetzbüchern erhalten sind, hat sich das Westgermanische in drei Schriftsprachen weiterentwickelt: dem Deutschen, dem Holländischen und dem Englischen. Von diesen ist aber das Holländische nur eine infolge besonders günstiger politischer Verhältnisse eines einzelnen Stammes zur Schriftsprache erhobene Mundart des Deutschen. Vgl. engl. “Dutch” = Holländisch’.
Dit boek wordt zoowel in Duitschland als in het buitenland bij voorkeur voor de studie der Duitsche letterkunde gebruikt.
Uit het voorafgaande blijkt, dat het tegenwoordige Hoogduitsch oorspronkelijk ook slechts geen dialect was en dat het eerst na het begin der 17de eeuw het Nederduitsche taalgebied ten oosten van de Nederlandsche rijksgrens heeft veroverd.
Indien de Republiek der Vereenigde Nederlanden niet een losse federatie van zelfstandige handelssteden, maar een centralistisch bestuurde monarchie onder het Oranjehuis was geweest, dan zou een sterke territoriale expansie naar het Oosten, die tot het ontstaan van een groot. Nederduitsch rijk onder leiding van Nederland zou hebben gevoerd niet ondenkbaar zijn geweest. Maar het veroveren van grondgebied en het vestigen van een Nederlandsch Rijk op imperialistische basis is vreemd voor het Nederlandsche volk en ligt ook niet in onzen volksaard.
Hoe sterk echter de cultureele invloed van de Nederlandsche taal in de 17de eeuw geweest is, blijkt o.a. daaruit, dat het Nederlandsch destijds de officieele diplomatieke en handelstaal was in het heele Oostzee-gebied en dat zelfs de Engelsche regeering tot het jaar 1650 haar correspondentie met de Republiek in het Nederlandsch voerde.
Het is te betreuren, dat genoemde feiten niet meer bekend zijn onder het Nederlandsche publiek en dat er van Nederlandsche zijde zoo weinig verzet bestaat tegen het tegenwoordige Duitsche taalimperialisme, dat niet alleen wetenschappelijk onjuist is, maar hoofdzakelijk een politieke expansie nastreeft.
Misschien ligt dan hier een ideële, taak voor Nederlanders in den vreemde.
Stockholm.
M.E. REGOUT.
Wij hebben over dit vraagstuk ons licht eens opgestoken bij den Leidschen professor Dr. G.G. Kloeke, die ons het volgende schreef:
De termen ‘Duits’, ‘Hoogduits’, ‘Nederduits’, ‘Nederlands’ hebben een zeer gecompliceerde geschiedenis, die niet in een paar blz. is samen te vatten. ‘Duitse