Afdeelingen
's-Gravenhage en omstreken
Op 19 Maart j.l. hield de Afdeeling haar voorjaarsvergadering, waarin tot bestuurslid herkozen werden de volgens rooster aftredende leden: Z.Exc. W. Lasonder, Ir. J.F. van Hoytema, mej. Mr. K.J. de la Parra en mr. H. Hardenberg. Tot nieuw bestuurslid werd gekozen de heer B. van Eysselsteijn.
Na afloop der vergadering hield dr. M.A. van Weel, eerelid der Afdeeling, een lezing over: ‘Letterkundige Critiek’.
Spr. ving zijn lezing aan met uiteen te zetten, dat critiek geen wetenschap is. Reeds in de Middeleeuwen komt critiek voor, zooals Jacob van Maerlant in zijn ‘Der Naturen Bloeme’ bewijst. De critiek, zooals wij die nu kennen, is echter van veel later tijd. De herroeping van het Edict van Nantes (1685) dwong vele Hervormde Franschen er toe, naar de gastvrije Republiek der zeven Vereenigde Gewesten uit te wijken. In de tijdschriften, die de uitgewekenen hier gingen uitgeven, namen de opstellers ook letterkundige critiek op, maar zeiden niet veel van Nederlandsche werken. Dit prikkelde de Nederlanders tot de oprichting van een eigen tijdschrift, dat in 1692 onder den naam Boekzaal van Europa verscheen.
Spr. gaf hierop een overzicht van de in den loop van den tijd verschenen tijdschriften, om te eindigen met een uiteenzetting over het huidige taalbederf, waardoor menig boek of artikel in zijn taal meer een staalkaart van vier talen dan echt Nederlandsch is. Voor de jeugd geeft dit aanleiding tot verwarring. Vandaar ten deele de aanhoudende klachten over het slechte onderwijs in onze moedertaal. Volgens het oordeel van spr. ligt hier in onzen tijd een mooi veld voor onze letterkundige critiek, die er zich heusch niet voor behoeft te schamen, indien ze de pijlen van haar vernuft ook eens op woordenkeus en stijl onzer huidige letterkundige voortbrengselen richt.
* * *
Op 26 Maart j.l. heeft de heer Ben van Eysselsteijn voor leden en genoodigden der Afdeeling zijn laatste tooneelwerk ‘De Gendarm van Europa’ voorgedragen. Met groote aandacht volgden de talrijke aanwezigen het op boeiende wijze voorgedragen stuk. Dit stuk, tot grondslag hebbende het legendarisch voortbestaan van tsaar Aexander I, belicht in een mengeling van romantiek en werkelijkheidproblemen, welke die van onzen tijd raken. Onze Nederlandsche tooneelletterkunde is niet rijk. Blijkens het hartelijke applaus, waarmede den schrijver aan het slot hulde werd gebracht, mag zij met deze nieuwe aanwinst geluk gewenscht worden.