Bij het tweede lustrum van het Vlaamsch Economisch verbond.
De viering van het tweede lustrum van het Vlaamsch Economisch Verbond, welke onlangs te Brussel plaats had, heeft den vorm aangenomen van een algemeen Nederlandsche of Dietsche betooging inden besten zin van het woord. Algemeen Nederlandsch of Dietsch was deze viering, niet alleen door het feit, dat een reeds tot vrij hoogen bloei gebrachte Vlaamsche groepeering, staande buiten allen partijgeest, ineen atmosfeer van ware sympathie en gegrond vertrouwen in de toekomst, de tiende verjaring van haar oprichting mocht gedenken, maar ook, en vooral, door de aanwezigheid, naast vele vooraanstaande Vlamingen, o.w. een paar ministers, van den Zuidafrikaanschen gezant, dr. Van Broekhuizen en verschillende vertegenwoordigers van het Noordnederlandsche intellect en bedrijfsleven. Het waren trouwens niet alleen Vlamingen en in de eerste plaats het wilskrachtige tweemanschap voorzitter Steverlinck en secretaris dr. Bessem, die, eerst op de academische vergadering en later aan den feestdisch, het woord namen. Ook het Noordnederlandsche woord kwam tot zijn recht, dank zij de rede van prof. H.A. Kaag, directeur van het Economisch-Technologisch Instituut te Tilburg, de heer J.B. Vink, voorzitter van de Nederlandsche Kamer van Koophandel in België en andere sprekers en tafelredenaars, terwijl dr. Van Broekhuizen alle aanwezigen - de Vlaamsche ministers dr. Van Isacker en mr. De Schrijver niet uitgezonderd - onder de bekoring bracht van zijn zangerig Afrikaansch en zijn krachtig redenaarstalent. Bij deze laatste toespraak en ook bij de rede van den heer De Baerdemaker, voorzitter van tak Brussel van het V.E.V., pleitend voor een nieuw Vlaamsch Economisch leven in de Belgische hoofdstad, kwam de Dietsche geest, die deze viering beheerschte, het best tot uiting.
Dr. Van Broekhuizen zeide - en deze woorden gingen den Vlamingen naar het hart - dat hij met groote belangstelling den strijd volgt, door Vlaanderen thans feller dan ooit gestreden. In de geschiedenis van Zuid-Afrika is er veel dat Vlaanderen moed kan geven. In wat hij zelf, als rebel, heeft beleefd, ligt bovendien voor Vlaanderen menige les besloten. Wat president Steyn eens zeide is overal waar: ‘De taal van den overwinnaar, in den mond van den overwonnene, is de taal van een slaaf’.
Een woord van minister Herzog, door dr. Van Broekhuizen, aangehaald, lokte eveneens een ovatie uit. Spreker herinnerde aan zekere feiten, die den generaal er toe gebracht hadden liever uit de regeering te gaan, dan aan zijn Zuidafrikaansch ideaal te verzaken. Zoo gebeurde het dan ook dat generaal Herzog eens, op een mesthoop staande, het rondom hem verzamelde volk moest toespreken. ‘Ik ben liever op een mesthoop bij mijn natie’, zeide Herzog, ‘dan in het paleis van de grooten tegen mijn natie’.
Velen die, alleen met den mond, van hun liefde voor stam, volk en taal getuigen, zouden zich aan voorbeelden als deze mogen spiegelen en het is de leiding van het Vlaamsch Economisch Verbond, na al wat zij in de tien jaren van haar bestaan volbracht, als een nieuwe verdienste aan te rekenen, dat zij te Brussel een uiting van Grootnederlandsch stamgevoel, als deze lustrumviering ten slotte toch was, mogelijk wist te maken’.