Vlaanderen
De Wetenschappelijke Congressen te Gent
Komt het strijdende, bewuste Vlaamderen, ieder jaar, den derden Zondag van Augustus, in een massa van meer dan honderd duizend mannen en vrouwen, te Diksmuide, bijeen om er hulde te brengen aan zijn dooden uit den tragischen IJzertijd en getuigenis af te leggen van zijn solidairen volkswil, het denkende studeerende, onderwijzende Vlaanderen houdt, om de twee jaar, eveneens zijn wapenschouw op de wetenschappelijke Congressen. Klein begonnen, zooals de bedevaart naar de graven aan den IJzer, maar voortgestuwd door de liefde voor een hoogverheven ideaal, zijn deze congressen uitgegroeid tot een machtig, eerbied afdwingend complex, tot een reusachtig geheel met zijn talrijke afdeelingen, zijn 400 sprekers, zijne algemeene vergaderingen, kunstvoorstellingen en gezellige bijeenkomsten. Een centraal lichaam, de Vereeniging voor Wetenschap, zorgt voor het noodige, ononderbroken verband tusschen de verschillende congressen en hun leiders, Prof. dr. Frans Daels, voorzitter en dr. J. Goossenaerts, secretaris, zijn de dubbele ziel van dit werk en houden de teugels flink in handen.
De dagbladen hebben uitvoerige verslagen van de Congreswerkzaamheden gegeven en het zou onbegonnen werk zijn aan een samenvatting, hoe beknopt ook, in een maandblad als het onze te denken. Maar het past zeker, dat wij met den gewenschten nadruk wijzen op de algemeen Nederlandsche, de Dietsche atmosfeer, die de Gentsche congressen, dit jaar meer dan ooit kenmerkte. Het was op zich zelf al een teekenend feit, dat aangevangen werd met een rede van den kordaten Zuidafrikaanschen gezant te 's-Gravenhage en te Brussel, dr. Van Broekhuizen, over Zuid-Afrika, Ruim 100 Noordnederlandsche geleerden namen, ieder met een of meer referaten, aan de congreswerkzaamheden deel. Er was gezorgd voor een zeer goed geslaagde tentoonstelling van wetenschappelijke en letterkundige werken en tijdschriften uit Vlaanderen, Noord-Nederland en Zuid-Afrika en voor een belangwekkende tentoonstelling van Gentsche nieuwsbladen, gaande van 1667 tot de moderne tijden. Vlaamsche en Zuidafrikaansche liederavonden wisselden, in de verpozingsuren, af met de vertooning van een blijspel van Langendijk en de uitvoering van Kempische folkloristische dansen en gezangen. Vlamingen, Noordnederlanders en Zuidafrikaners verbroederden al die dagen, zooals dit alleen in het gulle, hartelijke Vlaanderen mogelijk is en voelden zich, door de gemeenschap van taal, geest en gemoed, zonen van denzelfden, wijdvertakten Nederlandschen stam. Kortom, van 13 tot 19 April 1936 was het oude, stoere Gent weer eens de hoofdstad van het ware, intellektueele Dietschland.