loften worden niet gehouden. Het verschil van godsdienst veroorzaakt gaandeweg meer moeilijkheden. En er is een ‘volkomen gemis aan saamhoorigheid’. Ten bewijze hiervan werd o.a. aangevoerd, dat de kolonisten een neiging hebben om uit te zwermen, zoodat bij Manokwari ten hoogste 400 kolonisten zich verspreidden over 20.000 ha., iets wat bij Hollandia alleen door natuurlijke grenzen werd belet. Zou men hieruit opmaken, dat de avonturiersgeest er dus wel inzit, voor den samenhang eereer kolonie, het vervoer, onderwijs, landbouwkundige en geneeskundige voorlichting, coöperatieven koop en verkoop kan die avontuurlijkheid toch niet worden toegelaten. Het ergst is echter, dat ook waar de kolonisten binnen een beperkt gebied blijven, er van gemeenschapsgevoel bitter weinig te bespeuren valt.
Orde en tucht worden thans ingevoerd. Te Manokwari wordt de arbeid van Papoea's evenzeer beperkt als bij Hollandia. Ook hier is een ‘herordeningsplan’ opgesteld. Het Bestuur der K.N.G. erkent, het verschil tusschen leer en wezen miskend en niet genoeg gerekend te hebben met de menschelijke natuur.
Hoe het zou kunnen zijn, leert men bij de Japanners, die het zelfs in de oerbosschen der Amazone uithouden. Zij bezitten blijkbaar een bijzondere geschiktheid voor aanpassing bij een tropisch klimaat naast speurzin voor bruikbare terreinen, doch daarbij komen toch andere eigenschappen. Zij vormen in den vreemde, zoowel als thuis, één aaneengesloten geheel. Zooals er één denkt, denken allen. Eenzelfde geest bezielt hen; zij werken voor zichzelf door te werken voor elkaar, stellen hun persoon achter bij den dienst van de kolonie, van het vaderland. Zij cijferen, zooals Sadao Araki in ‘De Roeping van Japan’ eischt, zichzelf weg en stellen zich uitsluitend in dienst van de openbare zaak.
Is het mogelijk, zulk een krachtig gemeenschapsgevoel aan Europeanen in te prenten? In Rusland wordt het beproefd, de uitslag is twijfelachtig. In Duitschland is veel bereikt door een dwang, waarmee men bij Nederlanders niet behoeft aan te komen. Waardoor mislukte de Nederlandsche kolonisatie te Pinos in Argentinië? Doordat de meeste kolonisten alles in het nieuwe land vergeleken bij hoe zij het thuis hadden, dus niet doordrongen waren van het besef, een nieuw leven te beginnen. Met de oude gebruiken konden zij ook hun zelfgenoegzaamheid niet opzij zetten, bleven zij opgesloten in hun kringetje en geen tucht dwong hen, of zou vermoedelijk bij machte zijn geweest hen te dwingen, om met en voor de gemeenschap te leven. Wat Nieuw Guinee betreft, zijn de beste kenners van land en toestanden van oordeel, dat niet de geschikte menschen werden uitgezonden, terwijl juist nergens zoozeer de beste man noodig is als op Nieuw Guinee. Vandaar in 't vervolg een scherper uitverkiezing. Uitmuntend! Doch daarmee verdwijnt de beteekenis van Nieuw Guinee als toevluchtsoord voor de mislukten op Java, die uiteraard niet tot ‘de besten’ behooren en nog minder, zooals ook is voorgesteld, in staat zijn om een waarborgsom te storten.
Indien wij goed zien, zal de taak der Nieuw-Guineesche kolonisatie-vereenigingen van aard veranderen. Het gaat boven haar macht, de kolonisatie in dat wilde land te ontwikkelen en tegelijkertijd te voorzien in de overplanting van werkboze of behoeftige Indo-Europeanen van Java. Dit belang zal aan anderen moeten worden overgelaten, terwijl de beide vereenigingen, terdege hervormd in overeenstemming met de ervaring van vijf jaren, bij strenge uitverkiezing der kolonisten, dus beperking van haar werk, den arbeid wellicht nog zullen kunnen volhouden totdat de thans in 't groot ondernomen verkenningen beter geschikte terreinen zullen hebben aangewezen en gegevens hebben verstrekt, die den aanleg van vliegvelden toelaten. Het vliegtuig moet N. Guinee ontsluiten. Nu de aandacht van landgenoot en vreemdeling op dezen uithoek van het eilandenrijk is gevestigd en de aandrang van den vreemdeling toeneemt, zal het Nederlandsche volk niet langer het verwijt willen dragen, dat het een taak verwaarloost, die de geschiedenis het heeft opgelegd. H.S.M. v. WICKEVOORT CROMMELIN
Lid ‘Nieuw Guinea Studiekring’.