aan de Compagnie leverden, zoowel tegen aanvallen van de Portugeezen als met het oog op aanvallen van inheemschen, waarmede de stad, tengevolge van den burgeroorlog in Karnataka en den lateren strijd van dat rijk tegen Golconda herhaaldelijk bedreigd is geworden.
De overige loges of factorijen der Compagnie op de kust zijn niet versterkt geweest, met uitzondering van Negapatnam, dat later door Van Reede tot Drakestein tot een sterke vesting is gemaakt.
Een loge bestond in den regel uit een steenen ringmuur, waarin een of meer toegangspoorten. Daar binnen bevonden zich de woning van het opperhoofd, die gewoonlijk den rang van kapitein had, de verblijven voor de kooplieden, commiezen en assistenten tot het kantoor behoorende, die voor de meestal zwakke militaire bezetting, in hoofdzaak bestemd voor politiediensten en tegen aanslagen van kwaadwilligen; ruime pakhuizen voor het opslaan van goederen en lokaliteiten voor het in- en uitpakken, wegen en ter verzending gereed maken daarvan; open plaatsen of pleinen tusschen de gebouwen en in den regel ook een flinke tuin voor het opperhoofd; soms ook een begraafplaats; de laatste was zeer noodig, want de sterfte was groot. De tuin en de begraafplaats waren vaak
Compagniesloge te Agra. (Naar een teekening in het Algemeen Rijksarchief).
gelegen buiten de omheining van de factorij of loge.
In Dr. Aalbers' belangwekkende studie over Rijcklof van Goens komen aardige teekeningen van factorijen voor. De onderstaande prent, voorstellende de loge te Agra (in het rijk van Hindoestan, een eind bezuiden Delhi, aan de rivier de Dzjoema, een zijrivier van de Ganges) geeft een goed beeld van de inrichting. Het meergenoemde boek van Havart geeft platte gronden van bijna alle loges, die de Compagnie in Coromandel bezeten heeft. Hier is opgenomen die van de loge te Golconda, een der weinige, die evenals de loge te Agra in het binnenland lag; de meeste lagen aan zee. De loge te Golconda was van belang met het oog op den diamanthandel; later ook omdat men gaarne een resident had in de nabijheid van de woonplaats van den Sultan.
De taak van het opperhoofd was veelzijdig en moeilijk. Hij had in de eerste plaats toe te zien, dat tegenover de Compagnie geen onrechtmatige handelingen werden gepleegd, en wanneer deze voorkwamen, daartegen beklag in te dienen. Dit vereischte veel beleid, waarbij nog kwam, dat de ambtenaren, wegens onvoldoende bekendheid met de taal, zich bij onderhandelingen vaak van tolken moesten bedienen, die lang niet altijd betrouwbaar waren. Verder was het opperhoofd belast met het verkoopen van de aangevoerde waren en het inkoopen van de voortbrengselen van het land, en daarbij zooveel mogelijk de geldelijke belangen van de Compagnie te behartigen. Werd de loge bedreigd dan moest hij optreden als militaire commandant, soms als leider van een belangrijke expeditie, aan het hoofd van door de Compagnie gezonden hulptroepen; zelfs wel als eskader-commandant.
Er is altijd veel geklaagd over geknoei: ‘particulariteyten en vuyligheden’ door de dienaren der Compagnie. In hoofdzaak bestonden die daarin dat dezen, tegen het strenge verbod in, eigen handel dreven en daarmede groote winsten behaalden, die voor de Compagnie verloren gingen, en in het aannemen van fooien of geschenken voor van hunne zijde be-