daardoor ook een eigen gezin te scheppen. Waarom wordt de oudhollandsche ondernemingsgeest niet meer over deze onbevredigden zonder vooruitzichten vaardig? Rekening houdend met hun aard en lichaamsgesteldheid beveelt onze zegsman als gebied voor Nederlandsche emigratie Zuid-Brazilië aan met name de staten Paraná, Santa Catharina en Rio Grande do Sul. Alleen Paraná is al grooter dan Frankrijk; heeft maar een bevolking van ruim één millioen zielen en bestaat voor twee derden uit bosschen, zoo rijk aan houtsoorten, dat ontginning zeer loonend kan zijn. Er kan thee en mais verbouwd worden en de grond is na twintig jaar zonder bemesting nog niet uitgeput. De fokkerij omvat vooral het zwijn.
De gezondheidstoestand is over het algemeen zeer bevredigend en ook het vee heeft weinig van ziekten te lijden.
De weinige Nederlandsche emigranten, die zich vestigden in dit uitgestrekte land, waar voor vele overbevolkingen een spuiïng van werkloozen, die werken willen en zich daar een bestaan willen verschaffen, mogelijk is, hebben zich onderwijs voor hun kinderen weten te waarborgen en ook hun godsdienstige gezindheid vond er bevrediging en vrijheid van uiting.
Vakkundig kunnen wij op de kansen van landbouwers, die in Zuid-Brazilië hun geluk willen beproeven, niet nader ingaan. Maar de heeren Dr. Hubrecht, Nederlandsch gezant voor Brazilië, en Berkhout, Nederlandsch Consul te Sao Paulo-, hebben een rapport over dit onderwerp aan den Ned. Minister van Buitenlandsche Zaken en een afschrift aan de Vereeniging Landverhuizing, Bezuidenhout 90, Den Haag, gezonden.
Jonge landbouwers, die lust tot emigratie mochten gevoelen, zullen wel doen zich daar eens te laten voorlichten.