25-Jarig Jubileum van de S.A.S.V.I.A.
Vrijdag 1 Juni 1.1., een zomerschen avond, vierde de Suid-Afrikaansche Studentenvereeniging in Amsterdam haar vijfentwintigjarig bestaan. Onder de vele genoodigden waren de Zuidafrikaansche gezant, leden der hoofdbesturen van de N.Z.A.V. en van het A.N.V., prof. Burger van de Stedelijke en proff. Hepp en Van Gelderen van de Vrije Universiteit, dr. Leyds, de heer Van Beeck Vollenhoven, velen met dames, en vele anderen.
De voorzitter heette allen welkom en ging in vogelvlucht de 25 jaren na, waarbij hij kon wijzen achter zich op het vaandel van een oude Transvaalsche studentenvereeniging, uit den tijd, toen de Transvalers hier een prae schijnen te hebben gehad, wat misschien tot de latere vereenzelviging van Zuid-Afrikaners met Transvalers heeft geleid, zooals een goed Amsterdammer iedere vogel, die geen musch is, een vink pleegt te noemen. In een aardig blauw-boekje was deze geschiedenis uit de notulen der S.A.S.V.I.A. geboekstaafd; waarschijnlijk is de wensch van den schrijver de vader zijner gedachte geweest, als hij schrijft over het voor president Krüger opgerichte standbeeld.
Een ernstig woord sprak de gezant, gevolgd door prof. Pont; een reeks geestige woorden Prof. Burger, die verhaalde uit zijn omgang met Zuid-Afrikaners, dagteekenende van voor meer dan het dubbele der jaren als de S.A.S.V.I.A. gedenkt. Prof. Lauwerijs uit Antwerpen, droeg Afrikaansch, Hollandsch en Vlaamsch voor. Toen was het afgeloopen, want het program vermeldde uitdrukkelijk‘dans na afloop’.
F.