sprak de correspondent van een Nederlandsche courant, in zijn verslag van ‘een wetenschappelijken bijenkorf’ - zal zonder twijfel toegeven, dat deze congresdagen bewijzen, hoe innig de samenwerking van Noord en Zuid op het terrein der geestelijke ontwikkeling kan worden. Zoowel op het 28ste Congres voor Natuur- en Geneeskunde, als op het 17de voor Rechtswetenschap, het 12de voor Verpleegkunde, Vroedkunde en Sociale Geneeskunde, het 12de voor Taalwetenschap, het 7de voor Oeconomische Wetenschap, het 4de voor Land- en Tuinbouw, het 3de voor Technische Wetenschap, het 3de voor Boek- en Bibliotheekwezen, het 2de voor Algemeene Kunstgeschiedenis en het 2de voor Dagbladwetenschap, werkten Vlamingen en Noord-Nederlanders broederlijk naast elkaar. Overal liet de degelijkheid van de Noord-Nederlandsche wetenschap zich gelden naast den nog steeds groeienden opbloei van het Vlaamsche intellect. Overal ook konden de Noordnederlandsche sprekers - wij telden er 63 op een totaal van ongeveer 250 - de verheugende ervaring opdoen, dat het zich verder ontplooiende ontwikkelde en studeerende Vlaanderen een taal spreekt, die weldra in niets meer van ons algemeen beschaafd Nederlandsch zal verschillen.
Heeft de Vlaamsche hemel ook zijn donkere vlekken, waarvan de toenemende verfransching van Brussel en de politieke verdeeldheid, die zoovele nuttige krachten opslorpt, ongetwijfeld de voornaamste zijn, het dieper doordringen van het stambewustzijn, het voortbestaan van de IJzerbedevaart en het groeien van de Wetenschappelijke Congressen zijn, van hun kant, lichtpunten, die de toekomst van het Vaamsche volk heel wat minder somber doen inzien dan sommigen het meenen te moeten doen. Moge in de naaste toekomst, uit de innige geestelijke samenwerking van de besten onzer stambroeders uit Noord en Zuid, ook het beste voor Vlaanderen en voor den geheelen Nederlandschen stam geboren worden.