Neerlandia. Jaargang 38
(1934)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Nederland | |
Prof. Dr. J.H. Kern †Een woord ter nagedachtenis van prof. dr. J.H. Kern in Neerlandia geldt uiteraard niet zoozeer den even grondigen als veelzijdigen geleerde, den man met het scherp en bezonnen oordeel, afkeerig van gewaagde theorieën en gissingen, als wel den oprechten vaderlander, die (ook hierin een goed zoon van zijn vader, den warmen voorstander en ook jarenlang voorzitter van het Algemeen Nederlandsch Verbond) niet alleen! als voorzitter der afdeeling Leiden, maar ook als hoogleeraar zich altijd een echten Nederlander getoond heeft, met oprechte sympathie voor alles wat nationaal was, wat zijn volk en zijn land betrof. Natuurlijk richtte zich die liefde allereerst op zijne moedertaal, welker studie het uitgangspunt zijner wetenschappelijke loopbaan is geweest: een studie, die hij nooit geheel uit het oog heeft verloren, en waartoe hij in latere jaren met blijdschap is teruggekeerd. Want een der redenen, waarom hij, na een bijna 24 jaar lang met eere bekleed professoraat in de Engelsche taal- en letterkunde te Groningen, dit gaarne verwisseld heeft met het hoogleeraarschap in de Nederlandsche taalkunde te Leiden, was zeker wel dat hij, onder alle uitbreiding van wetenschappelijken gezichtskring en veelvuldige wisseling van maatschappelijken werkkring, zijne eerste liefde voor dit studievak steeds behouden heeft. Veel minder uitbundig in de uiting zijner gevoelens dan zijn leermeester Matthias de Vries, besefte ook hij toch in den grond het hoogleeraarschap in de Nederlandsche taal, te recht, niet alleen als een wetenschappelijke, maar ook als een vaderlandsche taak. En al mocht zijn aard hem hier, evenals bij zijne studie der Engelsche taal, bij voorkeur drijven naar de studie der tongvallen, der natuurlijke, gesproken, bont onderscheiden volkstaalGa naar voetnoot1), hij heeft, hoezeer ook hierin voorstander van eenvoud - en dan ook van ‘vereemvoudiging’Ga naar voetnoot2) -, hoezeer afkeerig van een opzettelijk en overdreven purisme, gewaakt en geijverd voor de zuiverheid, de keurigheid en de waardigheid der geschreven taal. Kenschetsend voor den taal-kundige en den talen-kenner, wien echter ook de taal-kunst nauw aan 't hart lag, is dat de Redactie der Nieuwe Roti. Crt., haar voormalig medelid gedenkende, eenerzijds vermeldt: ‘Het toen door hem voor eigen gebruik samengestelde Russische woordenboekje komt den redacteur, die thans de rubriek Rusland verzorgt, nog herhaaldelijk in handen’, maar daarnaast ook getuigt: ‘Toe te zien op het zuiver houden van de taal in het groote dagblad, dit was een kolfje naar Kern's hand. Het boekje ‘Taalkundige en andere wenken voor medewerkers en correspondenten van de N.R. Ct.’, dat ook buiten dezen kring belangstelling heeft gevonden, is nog onder zijn toezicht samengesteld’. Verwaarloozing, achteruitzetting, onderdrukking der nationale volkstaal wekte zijne ergernis; van zijne sympathie met den Zuidnederlandschen taalstrijd heeft hij, hoe weinig geneigd om in 't openbaar op te treden, niet alleen met het woord getuigd, maar ook wel met de daad blijk gegeven. Want wel te recht is reeds elders van verschillende zijden de eenvoud, de oprechtheid van zijn persoon met nadruk genoemd. Zijn zeer uitgebreide talenkennis, b.v. ook van niet-Indogermaansche talen als het Magyaarsch en het Finsch, bleek ook aan wie in nauwe betrekking tot hem stonden pas laat en, toevallig; alle vertoon van geleerdheid, en ook alle zoeken van eigen roem en eer, was hem vreemd. Wars van ijdelheid, ophef en praal, bescheiden in zijne uitingen en in zijn geheele optreden, niet scheutig ook met vleiende loftuitingen, veeleer streng in zijne critiek, als een echte Hollander ook beschroomd en schuw in de uiting van zijn gevoel en zijne gevoelens - schoon, zooals Van Wijk aan zijn graf te recht getuigde, die beschroomdheid overwinnende, wanneer leugen, onrecht of miskenning zijn eerlijk gemoed kwetsten, en dan recht op den man af, zonder aanzien des persoons, onbewimpeld zijn oordeel uitsprekende -, ook niet al te wel voorzien van het ‘klein geld der conversatie’, kon hij bij eene eerste kennismaking wel eens den indruk maken van zekere stugheid. En toch had hij, schoon uitwendig minder aandoenlijk, minder heftig ook dan zijn vader, hetzelfde temperament; levendig en vlug in zijn woord, op college of in het gesprek, als in zijn stap op straat. Zooals, nogmaals, de Nieuwe Rotterdamsche Courant hem zoo juist heeft gekenschetst: ‘Zij, die tegelijk met Kern aan de N.R.C. hebben meegewerkt, houden aan de kleine, markante figuur met het borstelige haar de herinnering van een voortreffelijken collega, welwillend, hartelijk, oprecht.... Kern was vóór alles een pittige persoonlijkheid, vol temperament; lauwheidProf. Dr. J.H. Kern †.
(Naar een portret ons verstrekt door de N.R.Ct.) was hem vreemd’. Maar bovenal treft in de toespraken aan 't slot zijner beide inaugureele oraties telkens de toon van warme liefde voor zijne moeder, van eerbiedige vereering voor zijn vader, van trouwe gehechtheid aan | |
[pagina 11]
| |
zijne geboortestad en aan ‘het lieve vaderland’ (eene oude, schier ouderwetsch klinkende uitdrukking, die menigeen uit zijn mond misschien nauwelijks verwacht zou hebben). De nagedachtenis van dezen man, naar menschelijke berekening te vroeg heengegaan, zal in ruimen kring niet ras vergaan. Oestgeest, 24 Dec. 1933. J.W. MULLER. |
|