Vlaanderen
Voor meer wetenschappelijke samenwerking.
Bij de totstandkoming van de Vlaamsche Universiteit te Gent, in 1930, is, in dit tijdschrift en ook in brieven, door het bestuur onzer Groep Vlaanderen aan den Belgischen Minister van Kunsten en Wetenschappen (thans Openbaar Onderwijs) gericht, op de noodzakelijkheid gewezen, in het belang zelf van de verhooging van het wetenschappelijke en kultureele peil van deze Universiteit, te Gent eenige flinke Nederlandsche onderwijskrachten te benoemen. Na een periode van weifeling is, vóór een paar jaren, een Nederlander, Dr. Funcke, tot hoogleeraar in de plantkunde aangesteld geworden, welke benoeming men zich, sedertdien, ongetwijfeld niet zal hebben beklaagd. Thans wordt ook een tweede Nederlandsche benoeming aangekondigd, ditmaal met het oog op de sedert vele jaren verwachte totstandkoming, te Gent, van een Veeartsenijinstituut, dat aan de Faculteit voor Geneeskunde zal worden toegevoegd. Deze benoeming betreft Dr. J. de Regt, assistent aan het Veeartsenijinstituut van de Universiteit te Utrecht, die belast zal worden met den cursus in dieren-ontleedkunde en vergelijkende ontleedkunde.
In denzelfden gedachtengang zal men zich verheugen over het feit dat, dank zij de Nederlandsch-Belgische Commissie voor Intellectueele Samenwerking, twee Vlaamsche gestudeerden, ieder met een reisbeurs van 7500 fr., op dit oogenblik in Nederland vertoeven. Het zijn Dr. Van Itterbeek, die bij Prof. Keesom, te Leiden, zijn natuurwetenschappelijke onderzoekingen en proefnemingen voortzet en Dr. Leenaers, die te Amsterdam, 's-Gravenhage en Utrecht, de muziekgeschiedenis bestudeert.
Twee andere reisbeurzen zijn, vóór een paar weken, verleend geworden aan Vlamingen. De eerste beurs, ten bedrage van 5000 fr., komt ten goede aan Dr. Fonteyne, assistent aan de wetenschappelijke faculteit te Gent, die zich in de door hem bestudeerde vraagstukken, aan de Universiteit te Groningen, gaat bekwamen. De tweede beurs, groot 10.000 fr., is toegekend aan den Gentschen schilder Is. Van de Veegaete en moet hem in de gelegenheid stellen de interieurkunst in de Nederlandsche Musea nader te bestudeeren.
Verder komen Prof. Dr. Marius Valkhoff, van de Universiteit te Amsterdam, Dr. I. de Haan en kunstschilder F. Bakker, eveneens uit Amsterdam, met reisbeurzen van 300, 400 en 300 gulden naar het Zuiden. Prof. Valkhoff wil zijne studie betreffende den invloed