De Volkshulde aan Prins Willem van Oranje te Delft.
Van alle herdenkingen, die den geboortedag van den Vader des Vaderlands, 24 April, vele weken te voren reeds in alle oorden, waar 't hart van Nederlanders of stamverwanten klopt, voorafgingen: samenkomsten, redevoeringen, de stroom van gedenkboeken en levensbeschrijvingen (welke wel niemand alle zal hebben aangehoord of gelezen, want men kan ook in dezen van het goede, laat staan het minder goede, te veel krijgen) heeft de volkshulde te Delft op dien zonnigen, blijden 2den Paaschdag al mede het krachtigst den gemeenschapszin van het Nederlandsche volk - we begrijpen geestelijk daaronder ook de Vlamingen - tot uiting doen komen.
De Wilhelmus-van-Nassouwecommissie, die deze zeer geslaagde volksbeweging op touw had gezet en waarwaarin het Dietsch Studentenverbond, het Algemeen Nederlandsch Verbond en het Nationaal Jongerenverbond samenwerkten, heeft eer en voldoening van haar zeer omvangrijken; moeizamen arbeid gehad.
Het A.N.V., dat uitsluitend op cultureel gebied werkt en dus tusschen Nederlanders en Vlamingen alleen de cultureele banden versterkt, kon aan deze Volkshulde van harte deelnemen, want met groote nauwgezetheid heeft de voorbereidingscommissie haar standpunt gehandhaafd, dat van politieke manifestaties geen sprake mocht zijn, hetgeen een samen herdenken van den grooten leider in den bevrijdingsoorlog niet behoefde uit te sluiten.
Wij kunnen over het ontzaglijke voorbereidingswerk eenigszins oordeelen, omdat onze administrateur, Drs W. Goedhuys, lid was van die commissie en Laan 34 dus vaak het verzamelpunt der leiders was. Hun doel hadden zij zich duidelijk voor oogen gesteld. De samenkomst van de te verwachten vele duizenden uit alle streken van Noord en Zuid, uit alle rangen en standen der Nederlandsche samenleving, mocht niet alleen een volksdankbetuiging aan den grondlegger van ons volksbestaan zijn, maar moest inhouden een gelofte, een bewustwording van den plicht tot navolging van het grootsche voorbeeld van hem, die ons leerde wat dienen is, wiens geest ons moet blijven bezielen bij ons streven naar saamhoorigheid en volksgemeenschap.
Neerlandia biedt geen ruimte voor een uitvoerig verslag van de plechtigheid; we zouden daarbij trouwens vervallen in herhaling van de waardeerende beschrijvingen der dagbladpers. Wij bepalen ons dus tot een indruk.
Geruimen tijd voor den eigenlijken aanvang der plechtigheid bewogen wij ons mede onder de zeer talrijke betoogers, die langs de schilderachtige oude grachten der bevlagde Prinsenstad en haar nauwe straten optrokken naar de ruime markt, die zich langzamerhand vulde met een groote menigte, bezield door één gedachte: den nationalen held te eeren; door één gevoel: dat van Nederlandsche saamhoorigheid.
De regeling was zoo voortreffelijk en verliep door de voorkomende hulp van politie, studentenvrijwilligers en padvinders zoo vlot, dat elke vrees voor verwarring week bij elken deelnemer, die had verondersteld, dat het kleine Delft den grooten stroom betoogers niet door zijn beddingen zou kunnen leiden. Dank zij de moderne techniek der microphonen, radio's, versterkers en luidsprekers, hebben welhaast alle Nederlanders kunnen genieten van de redevoeringen in de open lucht, allereerst die van den 80-jarigen generaal Snijders, die met zijn Klokke-Roelandstem de rij der sprekers opende. Hem volgden de katholieke letterkundige Van Duinkerken, de Vlaming Dr. Jacob en de geharnaste strijder der Nationale Unie prof. Gerretson, wiens gedegen woord het meest de vier eeuwen overbrugde, omdat hij uit het Wilhelmus de ‘gerechtigheid’ opriep, die Oranjes leidsvrouw is geweest en de onze moge blijven ‘in den strijd voor een door gezag gebonden vrijheid en een door vrijheid beperkt gezag’.
Het is zeer te betreuren dat de door de Commissie uitgenoodigde sociaal-democraat niet de gelegenheid kreeg te getuigen van zijn eerbied voor den Vader des Vaderlands en van zijn liefde voor het Vaderland, vooral met het oog op de droevige houding der Nederlandsche sociaal-democraten tegenover Vaderland en Vorstenhuis.
Wij zaten ook onder het gehoor van Ds Stam, die voor den aanvang der Openlucht-betooging, de herdenkingsrede hield in de Nieuwe Kerk, waar het gebeente rust van Prins Willem onder het vermaard gedenkteeken van Hendrik de Keyser; we waren mede getuige van de kranslegging. Later toen de gedenksteen, waarop de door Ds Domela Nieuwenhuys Nyegaard afgenomen ‘eed van trouw’ is gebeiteld, aan den voorgevel door een dochter van Kol. Oudendijk en een dochter van den Vlaamschen professor De Grood was onthuld, trokken duizenden en nog eens duizenden langs deze blijvende herinneringen.
Wij hebben die duizenden, één op dien Paaschdag in nationaal gevoelen en denken, gezien van één der bovenramen van het Stadhuis uit, terwijl honderden vanen en banieren boven hun hoofden wapperden en blonken in de voorjaarszon, met den slanken toren der kerk, waar zoovele Oranjes en ook het Delftsch orakel rusten, op den achtergrond. Uit dien toren tinkelde de beiaard zijn vaderlandsche klanken over allen als een zegening uit.
Wij hebben ons op en om de Markt bewogen en zijn herhaaldelijk getroffen door de hartelijke begroetingen van Verbondsleden uit velerlei gebied, die elkaar in geen jaren hadden ontmoet. Bij het optrekken liepen zij meermalen even uit de rij hunner groep om lachend zoo'n oude(n) bekende met een stevigen