halve eeuw kon de bevolking verdubbelen. De koloniale tentoonstelling te Parijs was voor Ned.-Indië een zegepraal. In een rede te Marseille noemde de toenmalige minister van koloniën, F. Piétri, Nederlandsch-Indië ‘een model van kolonisatie’. Zelfs de sociaal-democraat Albert Thomas, directeur van het Int. Arbeidsbureau te Genève, beeft, na zijn reis naar Java, moeten toegeven, dat de Nederlandsche kolonie goed bestuurd wordt, ja bewondering afdwingt.
- ‘Ja, maar de Inlanders!’
- ‘Nu roert u een onderwerp aan voor een lange verhandeling! Laat ik u één ding vertellen: in het begin van dit jaar hebben de ingezetenen van Kampar Kiri op Sumatra's Oostkust een groot feest gevierd, dat een week lang duurde, om te herdenken, dat zij een kwart eeuw geleden onder Nederlandsch bestuur kwamen. De eigenlijke herdenkingsdag is 29 Mei 1932; zoolang schijnen ze niet te hebben kunnen wachten, om hun vreugd te uiten! Waar bleef de eenheid van het groote rijk zonder het aldus telkens bij de Inlanders uitkomende geloof, dat het Europeesche bestuur tenslotte toch het best mogelijke en rechtvaardigste is en onderlinge geschillen voorkomt?
‘Ook voor onze eigen eenheid is het heilzaam, dat de Nederlanders zich één voelen ten opzichte van het groote beschavingswerk, dat daarginds is opgelegd.’
Beter kwam de Indischman uit het debat, toen hij dit, handig, op de West bracht. Ook ons Verbondslid kon niet tegenspreken, dat voor Nederlandsche belangen daar veel meer van regeeringswege kon worden gedaan, bijv. wat post, telefoon en telegrafie betreft; tegen den woningnood en de duurte...
- ‘Dat is juist het gevolg van uw ongelukkige mismoedigheid’, zeide het Verbondslid. ‘Zoudt gij niet denken, dat, wanneer de regeering een aandrang van het geheele Nederlandsche volk achter zich voelde, zij daar veel krachtiger zou optreden? Maar een deel van het volk beseft nauwelijks de groote veranderingen, die daar in de West zijn voorgevallen; weet niet, dat Curaçao een aanzienlijke steenkoollaadplaats is geworden met een havenbeweging, welke bijna het dubbele is van die van Amsterdam; met de grootste olieraffinaderij ter wereld. Dat het de overlaadhaven is van Noord-Venezuela en geregeld aangedaan wordt door elf stoomvaartlijnen. Dat Willemstad, een plaats, kleiner dan Amersfoort, jaarlijks ruim drie maal zooveel reizigers trekt als haar bevolking zielen telt.
‘Wij spreken daar juist over de koloniale tentoonstelling te Parijs. Ik zal u voorlezen, wat de Figaro daarover geschreven heeft.’
Hij haalde de Figaro van 21 September uit zijn zak en las den slotzin van een beschouwing over de openingsplechtigheid van die tentoonstelling, dien hij als volgt vertaalde: ‘Wij zullen te Vincennes samenwerken met het gezonde, ijverige, bedachtzame Nederlandsche volk, welks roem de oceanen verkondigden sedert eeuwen en dat Lodewijk XIV op onvergetelijke wijs gehuldigd heeft in den heldhaftigen persoon van De Ruyter.’
Dit beteekent, overgezet zijnde uit de diplomatieke taal, hetzelfde als de vele toenaderingspogingen uit Frankrijk in de laatste jaren verraden: dat men de medewerking van Nederland en Nederlandsch-Indië zoekt ter beveiliging van zijn eigen koloniaal bezit over zee.
‘Grootmoedig vergeten ze alles, wat koning Lodewijk tegen Nederland misdeed en beroepen zich op den geest van den grooten De Ruyter’, zeide het Verbondslid. ‘Het toont, dat Nederland nog altijd een macht is in de wereld.’
‘En dat zullen wij zoo noodig ook bewijzen in de lucht’, Zei de vliegofficier, ernstig en beslist.