Neerlandia. Jaargang 34
(1930)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 172]
| |
BoekendagVan onze vroegste kinderjaren komen wij in aanraking met het boek; die indrukken zijn onuitwischbaar. Wij herinneren ons de prentjes, waarvan ons verteld werd op grootmoeders schoot; wij kunnen nog treuren om zeker ‘Boek der allermooiste volkssprookjes’, bij het opwassen waanwijs verwaarloosd en zelfs ‘antiquarisch’ niet meer te krijgen. Uit een Sint-Niklaasverhaal is het prentje van den Sint in den boekwinkel ons het langst bijgebleven - misschien door het geheimzinnige, ondoorgrondelijke van al die wonderen langs de wanden. Er is een tijd in ons leven, dat wij schuw zijn voor het boek. Het overweldigt ons, wanneer men ons vertelt van ‘belezen’ menschen, terwijl wij zelf staan aan den rand van dezen oceaan. Later leeren wij doordringen in een boek; begrijpen, dat het niet gaat om het verhaal, maar om hetgeen den schrijver op het hart lag. En dat kunnen wij soms wondergauw voelen. Wie zoo ver is, leest vlug; niet met de vlugheid van het bakvischje, dat alleen naar het slot kijkt, maar met het snelle begrip van een mensch, die zijn vriend herkent aan een handdruk. Boeken zijn onze vrienden - en de gemakkelijkste. Zij komen, wanneer wij naar hen verlangen en gaan weer, wanneer wij willen. Zij geven aldoor en vragen niets dan onze aandacht. De groote, voor ons heele leven zoo kostbare kunst van lezen leeren ons de openbare leeszalen en boekerijen, die sedert vele jaren in steeds grooter aantal in Nederland worden gesticht; onze uitgevers en schrijvers over de geheele wereld zijn daar onze leermeesters en verzorgers. De ‘Wereldbibliotheek’ zendt sinds drie jaren met groot welslagen boekententoonstellingen uit in Nederland en Vlaanderen. ‘Boekendagen’ worden in verschillende Europeesche landen gehouden, schouwingen van de vreedzame wapenen, waarmede wij tegen het leven ten strijde trekken, zonder welke wij ondergaan in dien strijd. Welhaast niemand meer is blind voor de geweldige beteekenis van dat harnas. Ook de thans 50-jarige Ned. UitgeversbondGa naar voetnoot1) zal 15 November zulk een Boekendag houden; op verschillende wijzen zal daar aandacht worden gevestigd op de waarde van het boek door de radio; door de uitstallingen bij de boekverkoopers; in de scholen; door de pers. De minister van Onderwijs heeft - kan het anders? - den Bond verzekerd van zijn volle instemming. De menschheid wordt gevormd en hervormd door het boek. ‘De ware universiteit onzer dagen’, schreef Carlyle in zijn werk over Helden, ‘is een verzameling boeken’. En, ofschoon de voordrachten der Volksuniversiteiten ook een machtig middel voor de volksontwikkeling zijn, blijft de eigen boekenstudie onmisbaar voor de drie eischen, die L. Simons, de grootmeester der Nederlandsche leesgemeenschap stelt in zijn ‘Tot afscheid’: zelfontplooiïng, zelfverruiming en zelfverdieping. ‘De stem van mannen en vrouwen van beteekenis wilt gij hooren?’ zoo vraagt hij, ‘neem een boek, waarin zij zich uitgesproken hebben. Hun denken, voelen, zorgvuldig neergelegd; elk in zijn eigen stijl! Gramofoonplaten in het oneindige! Het komt er maar op aan, of ge de kunst geleerd hebt, een goed gramofoon voor u zelf te zijn!’ De Amerikaansche hoogleeraar Overstreet heeft een werkelijk ontwikkeld mensch omschreven als iemand, die de gewoonte heeft, boeken te lezen, waarover hij denken moet, waarmee hij te worstelen heeft en die, eenmaal tot zijn geestelijk bezit geworden, hem rijker maken dan hij was. Simons schrijft: ‘een huis zonder boekenschat is een leeg huis van cultuurlooze, leeghoofdige menschen’. De bezielden, de rijken van verstand en gemoed moeten ons helpen, ons aan onszelf ontdekken; met hen komen wij in gemeenschap door het boek. Weg de werkelijkheid! De wereld met haar beslommeringen staat, terwijl wij lezen, steil op als de golven der Roode Zee, bezworen door den staf van een grooten geest en rustig schrijden wij voort. Verstaan wij de kunst van lezen, dan kan niets ons deren, zoolang wij verdiept zijn in ons boek, dat een nieuwe wereld opent uit ons zelf. Het boek is het krachtigste middel van vooruitgang; tot ontwikkeling en verbetering der maatschappij. En, lest best, is het Nederlandsche boek het beste middel van gemeenschap voor de over de heele wereld verspreide deelen van den Nederlandschen stam! |
|