Nederland
De geluidsfilm in Nederland.
Er bestaan op het oogenblik twee in aard verschillende geluidsfilmstelsels, één waarbij het bij het beeld behoorende geluid op een gramofoonplaat wordt vastgelegd, welke plaat dan bij de projectie volkomen synchroon met de beeldfilm loopt. In de tweede plaats een stelsel, waarbij de, door een microfoon in electrische trillingen veranderde geluidstrillingen, een glimlichtlamp doen opflikkeren; deze lichtflikkeringen worden op een filmband gefotografeerd; dit ‘geluidsbeeld’ wordt op de positieffilm naast het filmbeeld afgedrukt. Bij de projectie loopt het smalle geluidsstrookje tusschen een vaste lichtbron en een foto-electrische cel. Er wordt dus afwisselend meer en minder licht doorgelaten, welke lichttrillingen door de foto-electrische cel in electrische trillingen worden veranderd. Luidsprekers veranderen deze electrische trillingen ten slotte weer in geluidstrillingen.
Dit laatste, lichtgeluidsfilmstelsel, heeft verschillende voordeelen boven het platenstelsel. In de eerste plaats kan men, door het geluid te ‘fotografeeren’, geluidstrillingen tot een frequentie van 12000 per seconde vastleggen, terwijl de gramofoonplaat gemeenlijk niet hooger dan tot 6000 tot 8000 frequenties komt. Bij de lichtgeluidsfilm wordt daardoor het geluid zuiverder; de z.g. boventonen, die de verstaanbaarheid van de spraak bepalen, die ook het timbre van stem of instrument aangeven, komen slechts hierbij tot hun recht.
Alle principieele geluidsfilmpatenten zijn, wat Europa betreft, in handen van het Tonbild Syndicaat A.G., dochter Mij der Internationale Mij voor Acoustiek. Nederlandsch kapitaal beheerscht dus de Europeesche geluidsfilmnijverheid.
In Amerika zijn deze patenten in handen van de Western Electric en de General Electric/Radio Corporation.
Bij de eind Juli tusschen de Europeesche en Amerikaansche belanghebbenden gesloten overeenkomst van Parijs werd de geheele wereld tusschen de twee partijen verdeeld. Nederland kwam daarbij met Nederlandsch-Indië, geheel onder invloed van de Europeesche groep (Tonbild Syndicaat).
Dit wil zeggen, dat er in ons land geen werkelijke geluidsfilms gemaakt kunnen worden zonder toestemming van en zonder betaling van vergunning aan de Europeesche geluidsfilmgroep. Wat men hier te lande wél kan doen, is het maken van geluidsfilms met gramofoonplaten, waarbij men echter geen groote speelfilms kan opnemen. De groote films, waarbij het geluid op gramofoonplaten is vastgelegd (Vitaphone b.v.) worden gemeenlijk eerst als lichtgeluidsfilm opgenomen. Dan wordt de film ‘geknipt’ en, wanneer de eindvorm gereed is, wordt alles van film op plaat overgebracht.
Voor het maken van Nederlandsche geluidsfilms komen eigenlijk slechts de bestaande groote filmondernemingen in aanmerking. In de eerste plaats de Europeesche ondernemingen (Duitschland, Frankrijk of Engeland), die in samenwerking met het Tonbild Syndicaat geluidsfilms maken.
Het Tonbild Syndicaat maakt slechts bij uitzondering films in eigen beheer; haar taak bestaat in het leveren en beschikbaar stellen van opname-inrichtingen en in het maken van de geluidsopname voor een bestaande filmonderneming. Het Tonbild Syndicaat staat dus in verbinding met vrijwel alle belangrijke Europeesche producenten. Men zou kunnen nagaan, of één daarvan bereid zou zijn een Nederlandsche geluidsfilm te maken.
De mogelijkheden van een geluidsfilm in de Nederlandsche taal zijn, in theorie, van drieërlei aard. In de eerste plaats kan er een in Nederland opgenomen film, naar een beslist Nederlandsch scenario gemaakt worden. In de tweede plaats kan men van een bestaande internationale speelfilm een Nederlandsche uitgave maken; en in de derde plaats kunnen er kleine bijfilms, journaals en dergelijke in het Nederlandsch opgenomen worden.
De eerste mogelijkheid komt voor het oogenblik waarschijnlijk niet in aanmerking. Het afzetgebied in Nederland, Vlaanderen, Zuid-Afrika en de Nederlandsche overzeesche gebieden is te klein, dan dat een filmonderneming, die groote en goede films maakt, onmiddellijk met een zuiver Nederlandsche film zou willen beginnen. Een dergelijke film kost enkele honderdduizenden guldens en de brutoopbrengst in Nederland is voor een film, die goed gaat, niet meer dan f 60.000 tot f 100.000.
De derde mogelijkheid is reeds door verschillende ondernemingen aangegrepen. Amerikaansche en Duitsche filmondernemingen maken hier journaalopnamen; maakten kleine stukken in 1 bedrijf (Paramount b.v.) terwijl ook een Engelsch-Duitsche onderneming in Londen een revue-film heeft gemaakt, waarin ook Nederlandsch werd gesproken. Maar voor de verspreiding van de Nederlandsche taal, de Nederlandsche gedachte is in de eerste plaats de groote speelfilm van beteekenis. De film, die ten slotte het publiek trekt en waarnaar men meer ziet en hoort dan naar een onbeteekenend bijfilmpje.
Voorloopig blijft waarschijnlijk slechts de tweede mogelijkheid: het maken van een Nederlandsche uitgave van een bestaande goede speelfilm. (ik denk daarbij aan films zooals: Sous les toits de Paris, een kunstwerk van den Franschen cineast René Clair; aan de Dreyfus-film, een van de beste geluidsfilms die Duitschland tot dusver gemaakt heeft).
De geluidsfilmtechniek laat namelijk toe, dat men bij een reeds bestaande film, later weer nieuw geluid, een nieuwen dialoog maakt. Enkele scenes zouden nieuw gemaakt kunnen worden, wat beeld en geluid beide betreft.
Het Tonbild Sydicaat zou kunnen nagaan, of een bestaande filmonderneming bereid zou zijn een dergelijke proef te wagen; wat de kosten daarvan zouden zijn, en welke mogelijkheden dit opent.
Zeer vermoedelijk zou men een dergelijke proef aantrekkelijk moeten maken, doordat het Alg. Nederlandsch Verbond het beschermheerschap over een dergelijke film aanvaardde; waardoor de fabrikant de zekerheid van een goede propaganda zou hebben.
Op deze wijze zou het mogelijk zijn een voorbeeld te scheppen; het resultaat daarvan zou dan waarschijnlijk ook anderen er toe brengen, in samenwerking met het Alg. Ned. Verbond Nederlandsche geluidsfilms te maken. Mij is bekend, dat, indien b.v. van Nederlandschen kant de Europeesche geluidsfilmnijverheid een goed scenario kreeg, naar een Nederlandsch historisch gegeven, de kans voor later, op een volkomen Nederlandsche geluidsfilm, niet al te gering behoeft te zijn. Ook in deze richting zou wellicht het Alg. Ned. Verbond de tot stand koming van Nederlandsche geluidsfilms kunnen bevorderen.
GER. H. KNAP.