Boekbespreking
Stamgeschiedenis.
Dr. W.J. Leyds. Tweede Verzameling (Correspondentie 1899-1900) Als manuscript gedrukt (bij de N.V. Geuze & Co's Drukkerij te Dordrecht) 's-Gravenhage 1930 2 dln.
In 1919 gaf dr. W.J. Leyds, voorm. gezant der Zuidafrikaansche Republiek in Europa, een bundel ‘Eenige Correspondentie uit 1899’ in het licht, bevattende een deel der diplomatieke briefwisseling uit het jaar van het uitbreken van den oorlog der Zuidafrikaansche Republieken tegen Engeland. Thans is een tweede verzameling verschenen, omvangrijker en belangrijker dan de eerste. De bewerker heeft onlangs aan een medewerker van de N. Rott. Crt. verteld, hoe het gegaan is met de uitgebreide verzameling diplomatieke bescheiden onder zijn berusting, waaruit de hier openbaar gemaakte zijn geput, welke verzameling hij thans in haar geheel aan de regeering der Zuidafrikaansche Unie heeft aangeboden ter rangschikking, beschrijving en bewaring in de archieven te Kaapstad en Pretoria.
De kern wordt gevormd door het archief van het gezantschap der Zuidafr. Republiek, aangevuld o.a. door de telegrammen tijdens den oorlog door de Boerengeneraals met de regeering en onderling gewisseld - vele duizenden stukken. Generaal Louis Botha vertrouwde, bij zijn komst in Europa, zijn geheele archief toe aan dr. Leyds, wiens gezantschap gedurende den oorlog de eenige schakel is geweest tusschen de Boerenrepublieken en Europa. Daaruit volgt, dat hetgeen hier wordt aangeboden - en niet minder hetgeen alsnog voor openbaarmaking ongeschikt wordt geacht en eerst na tien jaren in de evengenoemde archieven voor iedereen toegankelijk zal worden gesteld - van de grootste beteekenis is voor de kennis der geschiedenis van den laatsten Boerenoorlog.
Staatkundig het belangrijkst is, dunkt ons, hetgeen deze bescheiden bekend maken over de pogingen, door dr. Leyds aangewend, om in den oorlog de bemiddeling of tusschenkomst der mogendheden in het geschil te verkrijgen en over den invloed, op die pogingen geoefend door de regeeringen te Pretoria en te Bloemfontein door de afzending van het bekende vredesaanbod aan Engeland op 5 Maart 1900. Van veel wijder strekking is evenwel hetgeen deze stukken onthullen over de listen en lagen van het imperialisme, een kwaad van alle tijden, gevonden bij alle groote volken op hun beurt en de werkelijke oorlog stokende macht in deze wereld. De Duitsche geschiedschrijver Theodor Mommsen schreef daarover in een brief van 11 Maart 1900: ‘Wat ons in den Boerenoorlog terecht stuit, is niet het doel, maar de weg en de middelen.... Het geweldige onrecht ligt in het stelsel van Cecil Rhodes, in den weg van geweld en bedrog’. Een stelselmatige veldtocht in de Engelsche pers tastte het karakter der Boeren aan; leugens en laster moesten ook toen den weg bereiden voor de kanonnen. En tijdens den strijd ging dat met verdubbelde felheid voort. Telkens moest de gezant te Brussel opkomen tegen zulke valsche voorstellingen, ook over een beweerde wreede en oneerlijke wijze van oorlogvoering der Boeren, terwijl inderdaad in geen oorlog de vijand menschenlievender en trouwhartiger is ontzien. Het beste bewijs van een gaaf karakter is, dat dit volk van Nederlandschen stam noch door laster noch door kogels ten onder is gebracht, maar versterkt uit de vuurproef is tevoorschijn gekomen.
De geschiedenis der Boerenoorlogen tegen Engeland doet de valschheid der uit Engeland verspreide voorstellingen over de Boeren - welke ook door de bladen van andere landen werden overgenomen - te scherper uitkomen, omdat bleek, dat het Engelsche bestuur niet vrijzinniger en meer vooruitstrevend was dan het zelfbestuur der Boeren, maar achteloos en achterlijk. Drie jaren na de inlijving van Transvaal in 1877 was onder Engelsch bestuur de staatsschuld meer dan verdrievoudigd, niettegenstaande voor openbare werken niets was uitgegeven, de spoorweg naar Lourenço Marques, welks aanleg onder president Burger begonnen was, door de Engelschen verkocht werd, en ternauwernood enkele telegraaflijnen gespannen werden. Bij het uitbreken van den oorlog van 1899 had de Republiek 9000 K.M. lijn en 147 telegraafkantoren tegen 3 onder het Engelsche bestuur.
Het onderwijs in de Republiek was het vrijzinnigste van heel Zuid-Afrika en terwijl Engeland zoogenaamd opkwam voor de rechten der uitlanders in de mijnstreken, verklaarde de voorzitter eener groote Engelsche mijnonderneming, de latere Sir George Albu, dat de Transvaalsche mijnwet ‘in de wereld haar weerga niet had, zoowel in billijkheid als in practische bruikbaarheid.’
Voor Nederland waren de Boerenoorlogen van de grootste beteekenis, alleen reeds, omdat zij hier het zoolang sluimerende stamgevoel hebben doen opvlammen. Na de eerste overwinning der Transvaal bracht de Amsterdamsche jongelingschap aan President Krüger een serenade. Een Nederlandsche dichteres (C.F. van Rees) bezong de vrijheidsoorlogen in een lied, dat den Boeren tot volkslied werd in den laatsten strijd. In een brief aan minister-president Mr. N.G. Pierson schreef Staatsraad Moltzer in het begin van Augustus 1899, o.m., terwijl hij tot een minder lijdelijke houding der Nederlandsche regeering aanspoorde: ‘Aan de opkomst van die (de beide Hollandsche Boeren-) republieken dankt ons land een bij alle