Nederlander in Amerika.
Nederlandsche Mennisten in Amerika.
Onder de meer dan honderdduizend Doopsgezinden in Amerika, die zich daar ‘Mennonites’ noemen, is de belangstelling voor Nederland, het land van Menno Simons, begrijpelijkerwijze groot. Nu de reisgelegenheid zoo veel gemakkelijker en de reislust zoo veel grooter is geworden, komen er telkens groepjes Amerikaansche Doopsgezinden over, om Holland te bezoeken en Witmarsum, de plaats, waar Menno Simons geboren werd en gearbeid heeft, te bezien.
De oudste Mennisten, die zich in Amerika vestigden, waren Hollanders of van Hollandschen oorsprong. De eerste maal, dat zij genoemd worden, is in een brief van een Fransch reiziger, den pater-jezuiët Joques, uit het jaar 1643. In dien brief beschrijft hij de Manhattankolonie en noemt als godsdienstige groepen, die daar vertegenwoordigd zijn: ‘Calvinisten, Katholieken, Engelsche Puriteinen, Lutherschen, en Anabaptisten, hier Mennisten genoemd.’
In 1663 vaart Cornelis Plokhoy, uit Zierikzee, met 40 Hollandsche Doopsgezinden naar de nieuwe wereld, om daar een kolonie te stichten, gegrond op de beginselen van coöperatie en verdraagzaamheid. Deze kolonie is aan de Delaware gelegen, echter tijdens den Hollandsch-Engelschen oorlog in 1665 door een Engelsche expeditie geheel uit elkander geslagen en vernietigd.
Een gelukkiger lot had de Doopsgezinde nederzetting in Germantown. De bezielende persoonlijkheid van William Penn had behalve Quakers ook de verwante Doopsgezinden aangetrokken. Zoo werd in 1683 even buiten Philadelphia onder leiding van den piëtist Pastorius de kolonie Germantown gesticht door Duitsche Quakers- Doopsgezinden. Deze Doopsgezinden, uit Crefeld en omstreken afkomstig, droegen Hollandsche namen als: Abraham, Dirk en Herman Op den Groeff, Reynier Tysen, Teunis Kuinders, Willem Stieypers, enz. Op den duur voegden zich andere Hollanders bij hen. 't Meest bekend is de Amsterdamsche zijdekoopman Dirck Keyser, die in 1688 zich in Germantown vestigde, en liefdeprediker van de Doopsgezinde gemeente werd. In 1738 liet hij het patricische huis bouwen, dat hierbij is afgebeeld en nog steeds aan de Germantown Avenue
Keyser House 6205 Germantown Avenue Philadelphia (Penna).
staat. Let op den Hollandschen bouwtrant: de hooge stoep, de luifel, den buiteningang tot den kelder! Alleen de steen is niet de Amsterdamsche baksteen. De afstammelingen van dezen Dirck Keyser behooren thans tot de voornaamste families in Philadelphia. In 1888 hebben zij in het Doopsgezind kerkje te Germantown luisterrijk het feest herdacht, dat hun voorvader voor 200 jaar naar Amerika overkwam. Het feestalbum, ter gelegenheid daarvan verschenen, is in de Doopsgezinde Bibliotheek te Amsterdam. Daaruit blijkt o.a. de familiebetrekking met de Doopsgezinde Keyserfamilies, die op het eiland Texel zoo talrijk vertegenwoordigd zijn.
Sinds zijn rechtstreeks uit Holland weinig Doopsgezinde landverhuizers overgestoken, die in Amerika hun gemeenteverband hebben bewaard. Hun toestand in Holland stak gunstig af bij het lot der Doopsgezinden in andere landen en gaf hun geen bijzondere aanleiding om weg te trekken. Alleen moet hier genoemd worden, de kleine groep, die in 1853, onder leiding van de leeraren Siemensma en Smit uit Balk. naar den staat Indiana trok en zich daarin het dorpje New Paris vestigde. Echt-Doopsgezind verzet tegen den algemeenen dienstplicht speelde hierbij een groote rol. Over hen heeft Dr. J.v. Hinte in zijn ‘Nederlanders in Amerika’ uitvoerig geschreven.
Het meerendeel der Amerikaansche Doopsgezinden is echter uit Duitschland. Zwitserland en Rusland afkomstig. Maar ook onder hen ontbreekt het Hollandsche element niet. Een groot deel van de Russische Doopsgezinden stamt oorspronkelijk uit Nederland en is zich dit ook wel bewust. Thans wonen er ruim 30.000 Russische Doopsgezinden in Canada en de Vereenigde Staten, terwijl de laatste jaren nieuwe kolonies gevormd zijn in Mexico. Paraguay en Brazilië.
Toen ik deze Doopsgezinden in Kansas en Canada bezocht, trof mij het Hollandsch karakter in heel hun wezen. Niet alleen in de namen, die zij dragen, niet alleen in den bouw hunner kerken, maar in heel hun persoonlijkheid. In een karakteristiek, die ik van hen las, worden als hun hoofddeugden genoemd: eenvoud, netheid (in 't bijzonder t.o.v. huis en vee), zuinigheid, arbeidzaamheid, huwelijkstrouw en zedelijke rechtschapenheid, terwijl als hun voornaamste gebreken vermeld stonden: koelheid, onbeleefdheid, koppigheid en ruwheid.
Deze Doopsgezinden hebben in den smeltkroes van het Amerikaansche leven zeer sterk dit hun eigen karakter weten te handhaven, doordien zij gesloten gemeenschappen op het land vormden. Toch bleven die gemeenschappen niet geheel onberoerd van den invloed van 't Amerikaansche leven om haar heen. In 't bijzonder kreeg de Amerikaansche evangelisatiegeest vat op hen. Uit zichzelf hebben de Doopsgezinden, hier en ginder, geen sterke neiging, om proselieten te maken. En ik vond ook tal van groepen van Doopsgezinden, die in stille verborgenheid hun arbeidzaam en vaak zeer welvarend leven leidden, maar die de wereld buiten zich met rust lieten en begeerden door die wereld met rust gelaten te worden. Maar onder de meer vooruitstrevenden is een andere geest vaardig geworden. Zij ervaren het Christendom als Zendingsdrang, als de roeping, om het Evangelie tot anderen dan den erfkring te brengen. Ongetwijfeld heeft deze evangelisatiedrang verfrisschend en vernieuwend op hun godsdienstig leven