Raadskelder-muziek.
Een warm vriend van ons Verbond (dit blijkt uit zijn brief) deelt ons een briefwisseling mede, die hij gevoerd heeft met den waard van den Utrechtschen raadskelder. Die kelder was, schrijft hij, keurig, degelijk, Oudhollandsch gezellig ingericht en het verblijf was er in alle opzichten prettig en genoeglijk.... behalve voor het oor. Ons verbondslid trof het namelijk ongelukkig, dat er op het oogenblik van zijn bezoek een ‘hoofdpijnverwekkende, krijschende, tegen de omgeving vloekende luidsprekermuziek’ werd uitgevoerd, nog weerkaatst door de gewelven, die werkelijk waard zijn, betere klanken weer te geven. ‘Hoe aangenaam en stemmig, ja stemming-kweekend (zoo gaat hij voort) zou daartegen niet de gedempte muziek van bijv. snaarinstrumenten (ik denk aan viool, gitaar en vooral luit) klinken? Is er geen groot aantal prachtige vaderlandsche liederen, drinkliedjes enz? Is de liederenschat van Groot-Nederland niet ruim voldoende? Moet Jan Publiek de wet voorschrijven of mag de waard een steentje bijdragen tot opvoeding van Jan Publiek?’
En de schrijver herinnert aan de woorden van dien waren Nederlander, wijlen dr. P. Vrijlandt:
‘Wij willen ons volk weer doen zingen in zijn eigen taal en zijn eigen wijzen, krachtens onzen aard en wezen en krachtens ons verleden’ (Moeder Aarde bl. 28),
tevens wijzend op hetgeen Neerlandia van Augustus over ‘De Nederlandsche Zangenrijkdom’ schreef.
Hij betoogde voorts geen ‘meêlij’ te kunnen hebben met den man van ‘Jet’, wiens klacht ook door de gewelven klonk, wel met de twee koningskinderen, die ‘malcander soo lief’ hadden.
Ons Verbondslid vond bij den waard van den Raadskelder terstond groote instemming en bereidwilligheid, om in dat opzicht te doen, wat mogelijk en uitvoerbaar is. Het bleek, dat hij reeds stappen had gedaan tot aanschaffing van een plaat van ‘Twee Coninxkinderen’. Philips' fabrieken leveren immers graag het beste!
De herleving van het Oudhollandsche lied vindt hier een prachtige gelegenheid, dunkt ons, juist omdat met het uitvoeren van goede muziek in dit geval geen groote kosten gemoeid zijn, daar de omgeving bovenal soberheid, beperking vraagt. Geen strijkje, geen tingeltangelgekrijsch, maar een enkele stem of instrument of mooie Oudhollandsche liederen op de plaat, - zoo zou misschien met de herboren Nederlandsche raadskelders de victorie kunnen beginnen op de pret-razernij van dezen tijd.