mantel viel - stellen het belang van Zuid-Afrika voorop, maar de laatste gelooft, dat het 't best met Engelands hulp, de eerste, dat het zeer goed door Afrika zelf kan worden behartigd. De eerste meent dat belang beter te dienen door pal te staan, de ander door zich te laten meevoeren op een stroom, die in zijn oogen onweerstaanbaar is.
Aanvankelijk scheen Botha gelijk te krijgen; tot zijn dood in 1919 is hij de meest invloedrijke staatsman der Unie gebleven; meer dan eens scheen Hertzogs zaak hopeloos. Maar deze heeft doorgezet; heeft, in het begin alleen met Steyn en De Wet naast zich, langer dan twintig jaren het imperialisme bestreden (tegen Engeland als zoodanig ging het niet) en is in 1926 zegevierend van de Rijksconferentie te Londen teruggekeerd.
De Afrikaners, die hem reeds éénmaal, in 1924, aan het bewind hadden geroepen, hebben hem toen een nog grootere meerderheid gegeven en het Nationalisme schijnt thans troef.
Men kan redenen hebben om aan de wijsheid van Hertzogs inzicht te twijfelen. Neame schrijft: ‘In een verre toekomst zal wellicht de geschiedenis leeren, dat zoowel pogingen der Boeren in Zuid-Afrika als der Franschen in Canada om hun eigen taal te behouden een vergissing is geweest.’ Maar een volk redeneert zoo wijsgeerig niet, te minder wanneer de omstandigheden volstrekt niet den indruk geven, dat men zich heeft vergist. De gebeurtenissen, in het bijzonder de wereldoorlog, bliezen wind in de zeilen van Hertzog en zijn medestanders en tenslotte verwondert men zich niet, dat, toen hij een partij stichtte, die volkomen zelfstandigheid van Zuid-Afrika tot leus verhief, hij de oude republikeinen onder de Boeren, allen wier heugenis aan de Engelsche oorlogen en de gruwelen der concentratiekampen nog niet uitgedoofd was, meekreeg.
Zuid-Afrika is nooit een Britsch land geweest, zooals Australië en Nieuw Zeeland; het was van huis uit Nederlandsch. In de eerste eeuw van de vestiging der blanken waren de Dietschers in zoo overweldigende meerderheid, dat er geen sprake kon zijn van strijd. Integendeel, de Engelschen deden opgang, werden steeds meer nagevolgd. Nederland weet te goed wat die navolging van een ander volk, wat naapen van uitheemsche taal en zeden kost, al heeft het de les van 1672 slecht geleerd. De Engelsche beschaving betooverde onze stamgenooten blijkbaar evenzeer als de Fransche het in de 17de eeuw ons zelf heeft gedaan. Hetgeen te zonderlinger is, omdat de Boeren, zooals Theal zoo juist heeft opgemerkt, te allen tijde een buitengewone achterdocht koesterden tegen al wat zelfs maar den schijn van inmenging had.
Indien men Hertzog den man van het behoud, Botha dien van den vooruitgang zou willen noemen, zou men dezelfde vergissing begaan als zij, die in de afscheuring van België in 1830 een zegepraal van het liberalisme willen zien. In Zuid-Afrika, zoowel als in Europa, stond de Nederlandsche stam tegenover het imperialisme van een groote mogendheid. Het is de groote verdienste van het boek van Neame, dit aan het licht te hebben gesteld. Hertzog heeft met staatsmansblik gezien waar het gevaar school; door den strijd tegen het imperialisme aan te binden werd hij meer dan een Zuidafrikaansch vrijheidsheld, is hij opgetreden als de kampioen der verdrukte minderheden. Door gelijk recht te eischen voor kleine als voor groote staten is hij een man van den nieuwen tijd.
Wij herinneren ons uit de dagen der tweede Haagsche vredesconferentie een gesprek met den hoogleeraar Louis Renault, een der afgevaardigden van Frankrijk. Deze geleerde betuigde zich ten hoogste verbaasd, dat de kleine staten zich zoo hevig tegen verplichte scheidsrechtspraak verzetten: het kon zijn, dat zij den overwegenden invloed der groote duchtten, maar het was toch beter door arbitrage dan door oorlog te worden gedwongen. Ziedaar het ouderwetsche Fransche standpunt. Daartegenover komt Genrl Hertzog op voor zijn overtuiging, dat geen klein volk gedwongen mag worden, alleen omdat het klein is. Gelijk recht voor den grooten en den kleinen staat!
Reeds in zijn academisch proefschrift, dus in 1892, sprak hij als zijn meening uit, ‘dat de volksplanting, in de zeventiende eeuw op Afrikaanschen bodem gesticht, thans krachtig genoeg is ontwikkeld om eene plaats in te nemen in de rij der beschaafde volkeren’. Ook de wetenschappelijk voortbrengselen van Zuid-Afrika, hoewel met die van Europa niet te vergelijken, getuigden ‘van het zelfstandig gevoel van een zelfstandig volk’. Als minister in het kabinet-Fischer in den Vrijstaat wist hij een onderwijswet te doen aannemen, die het ideaal van taalgelijkheid verwezenlijkte (Engelsch zoowel als Dietsch verplicht voor alle leerlingen). Toen de wereldoorlog uitbrak en Engeland de Boeren ten strijde riep tegen Duitsch Z-W-Afrika - waar tal van Boeren gevestigd waren - ontwaakte er bij hen een verklaarbaar, zij het niet rechtmatig verzet. Door mee te doen - zoo was Hertzogs opvatting - werd Zuid-Afrika de vijand van Duitschland en liep het gevaar, indien Engeland den oorlog verloor, de Duitsche vlag over zijn grond te zien wapperen, iets wat hem blijkbaar onverdraaglijker leek dan de Engelsche overheersching. Een land als Zuid-Afrika behoefde, naar zijn meening, zich niet op te offeren; het was genoeg, wanneer het zich verdedigde. De zelfstandigheidsgedachte had hem toen blijkbaar reeds geheel in beslag genomen. De scherpzinnige rechtsgeleerde zag, lang vóór dit duidelijk werd aan de meerderheid der blanke bevolking, welke kansen zich openden door de veranderingen in den bouw van het Britsche Rijk, welke zich sedert 1912 ontwikkeld hadden. De toestanden waren niet meer dezelfde als in 1902, het jaar van den vrede van Vereeniging. Een stoutmoedig opgezette onafhankelijkheidsbeweging, die eer nieuw recht zou scheppen dan zich naar het oude voegen, kreeg toenemende kans van slagen.
Het geluk begunstigt den stoutmoedige. Met de leus ‘Afrika voor de Afrikaners’ - welk wachtwoord klinkt moderner? - heeft de nationalistische partij in korten tijd overwinning op overwinning behaald. De opheffing van het Sap-orgaan Ons Land en de groote uitbreiding, door het nationalistische blad Die Burger verkregen, zijn teekenend.
Zullen de nationalisten dit veroverde gebied behouden, wanneer hun groote aanvoerder hun eenmaal ontvalt? v.W. Cr.