de haven der ‘stad, die nooit rust’ en verder door de Nieuwe Maas was, dank zij ook het schitterende zomerweer, een ononderbroken natuurgenieting en de Amsterdamsche studenten, die als ‘Dietsche Blazers’ meevoeren, verhoogden de prettige stemming niet weinig door het spelen van Vaderlandsche wijzen en Dietsche strijdliederen.
Toen we half 4 de haven van het Geuzennest invoeren, stonden Briellenaars van elken stand en leeftijd, poorters en poorteressen, ter verwelkoming op den wal en bij de ontscheping zette het Brielsche Harmoniegezelschap ‘Libertatis Primitiae’ (d.i. eersteling der vrijheid, de wapenspreuk der stad) de Vlaamsche Leeuw in, ons herinnerend aan de Vlaamsche medewerking bij de inneming van Den Briel. Onder aanvoering van Mr. Schaap, de ziel der Afdeeling Voorne en Putten, ging het in een optocht, als gold het een vreedzame inneming van Den Briel, naar de plek, waar in 1572 op den eersten Aprildegrondslagvan Neerlands onafhankelijk volksbestaan werd gelegd, naar de spaarzame overblijfselen van de Noorderpoort, door de Watergeuzen gerammeid op dien gedenkwaardigen dag in Nederlands tachtigjarigen worstelstrijd. Bij het voor zulk een gebeurtenis wel zeer eenvoudige baksteenen gedenkteekentje, in 1922 door Koningin Wilhelmina onthuld, gaf de burgemeester van Den Briel, mr. F.J.D.C. Egter van Wissekerke, een historisch overzicht van het roemruchtige feit, toegelicht door enkele schetsteekeningen. Ook in het vermaarde Raadhuis, waar het groote gezelschap A.N.V.-ers ambtelijk werd ontvangen, hield de burgemeester een rede, waarin hij zijn waardeering uitsprak voor ons bezoek aan ‘de bakermat der vrijheid’ en waarin hij o.m. in herinnering bracht, dat Groep Nederland in 1922 bij de herdenking van het 350-jarig bestaan dier vrijwording een gedenkraam had aangeboden, waarin het Koninklijk woord werd vereeuwigd: ‘Ik ben er grootsch op, zeer grootsch, Nederlander te zijn.’ De heldentrits: Tromp, Dubbelwit, Van Almonde, werd niet vergeten. De Groepsvoorzitter antwoordde in welgekozen bewoordingen, dankend voor de hartelijke ontvangst van stadsbestuur en burgerij. Na de aangeboden thee begaven we ons naar de St. Cathrijne, het onafgebouwde, met zorg gerestaureerde kerkgebouw, zoo rijk aan geschiedkundige herinneringen.
Van den kansel sprak ds. Loran ons toe, zich bewust, dat hij den vermaarden archivaris, door ziekte aan zijn legerstede gekluisterd, niet ten volle kon vervangen: Johan Been, als een andere Saul ‘van de schouderen af en opwaarts hooger dan al het Brielsche volk’. En toch.... wij kwamen diep onder den indruk van zijn gevoelige rede ter plaatse, waar als nergens in Nederland de steenen spreken. De roem, waarvan zij getuigen, trok aan ons geestesoog voorbij. Wij veroorloven ons enkele aanhalingen:
‘Onder Gods bestuur is aan Nederland gegeven
De deelnemers aan den Groepsdag voor de St. Cathrijnekerk, rechts de Dietsche Blazers.
in bange dagen een vader des vaderlands als Prins Willem van Oranje. Onder dat Godsbestuur is Den Briel, de sleutel van Zuid-Holland, in 1572 ‘libertatis primitiae’ geworden, en is het volk van Nederland onder zwaren druk geslagen tot wat het is geworden: een vrij volk, met eigen stempel, eigen karakter!
Ligt zoo in 't verleden het heden, ook in 't nu ligt, wat worden zal!
Of die toekomst ook brengen zal een nauwere aansluiting van den alouden Dietschen stam? Ook Den Briel kan getuigen van de vele draden der geschiedenis, welke Vlaanderen en Nederland verbinden (b.v. Willem van Oranje; Jacob van Maerlant, de Vlaming van Damme, koster der Maerlantsche kerk). En met belangstelling sla ook ik Uw streven gade en sympathiseer ik met de Grootnederlandsche gedachte, die U bezielt. God heeft eenmaal den Dietschen stam saamgevoegd. Maar de mensch heeft hem gescheiden in den loop der eeuwen. Doch ook hier geldt: ‘Wat God saamgevoegd heeft, scheide de mensch niet!’ En is 't nu niet een merkwaardig teeken des tijds, dat, wat gescheiden is door den mensch, wellicht voorgoed, politiek althans, toch in den loop der laatste jaren al meer vereeniging zoekt