Neerlandia. Jaargang 34
(1930)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGuido Gezelle en Fransch Vlaanderen.In den koorzang van lof en bewondering, die opstijgt naar den gelukzaligen Guido Gezelle, wil Fransch Vlaanderen ook zijn stem doen hooren en met bizonderen eerbied den dichter groeten, die, tijdens zijn leven getuigd heeft van warme vriendschap voor zijn stamgenooten. De eerste hulde, die hem gebracht werd, was een doeltreffende inleiding tot de groote feesten voor zijn honderdsten verjaardag en heeft de aandacht van onze geheele streek getrokken naar de plechtigheid te Brugge. Woensdag den 30sten April heeft de heer J.E. van den Driessche over den onsterfelijken schrijver een voordracht gehouden, die door de radio P.T.T. Nord is uitgezonden, en de aethergolven hebben den roem van den genialen dichter voortgedragen, niet alleen in de departementen du Nord, maar door geheel Frankrijk, waar het boekje van Charles GrolleauGa naar voetnoot1) Guido Gezelle reeds algemeen bekend had gemaakt. Men weet, dat ook verscheidene tijdschriften, die hier briefschrijvers hebben, belangwekkende vergelijkingen hebben gemaakt tusschen Guido Gezelle en Mistral en voortgaan met daaraan studies te wijden. Te Brugge, op Zondag 4 Mei, werd Fransch Vlaanderen vertegenwoordigd door een afvaardiging van het ‘Vlaamsch Verbond van Frankrijk’, bestaande uit zijn voorzitter Justin Blanckaert, zijn algemeenen secretaris Favereau, zijn Hoogeerwaarde H. Andouche, J.E. van den Driessche, J.B. Blanckaert. De hoofdredacteur van den ‘Torrewachter’, de abt Janssen, zelf een fijn dichter, voerde het woord in het Nederlandsch en het gehoor van de Academische zitting juichte hem geestdriftig toe. Een artistieke morgenvergadering van het aanstaande Congres der Vlamingen in Frankrijk zal gewijd zijn aan den genialen lyricus. En ten slotte zal het Vlaamsch Verbond van Frankrijk zijn letteren taalkundigen wedstrijd bestemmen voor verhandelingen over zijn werk. Het zal in het maandnummer van het dagblad ‘De Torrewachter’ een artikel aan zijn nagedachtenis wijden en het is bezig een afzonderlijk nummer van den ‘Lion de Flandre’ samen te stellen, waarin zijn betrekkingen met onze provincie in herinnering zullen worden gebracht. Dit laatste werk zal ongetwijfeld een kostbare bijdrage zijn tot de levensbeschrijving van den dichter, die onder ons, te Belle, Cassel, Zegers-Cappel, Vleteren, Rijsel, zooveel vrienden telde, waarvan er eenigen, en wel de meest bekenden, persoonlijke herinneringen en rechtstreeksche getuigenissen kunnen meedeelen. Het zij voldoende, hier de namen te noemen van den heer Kanunnik Looten, Eugène Cortyl, oud-voorzitter van de Société d'Agriculture de Bailleul, den abt de Haese, oud-pastoor van l'Abeele. Wij behoeven niet te wachten op onuitgegeven geschriften en ontdekkingen, welke die uitgave zeker zal bevatten; wat wij kennen van den onvergelijkelijk grooten schrijver is voldoende, om aan te toonen, dat Fransch Vlaanderen met recht een deel van zijn zieleschatten voor zich opeischt. Inderdaad, Gezelle wijdde aan Fransch Vlaanderen, met een onuitputtelijke edelmoedigheid, zijn zoo kostbaren tijd en zijn werkkracht. Mogen de pogingen, om een dagblad ‘Ons Oud-Vlaamsch’ in 't leven te roepen niet met succes zijn bekroond, zijn bijdragen aan het wetenschappelijke werk van het ‘Comité Flamand de France’ droegen rijke vruchten. | |
[pagina 107]
| |
Den 1sten Juli 1884 werd hij tot lid gekozen. Het was de aanvang van een briefwisseling met zijn collega's en een deelneming aan de werkzaamheden en de zittingen, die voortduurden tot aan zijn dood. Hij is onvermoeid in raadgevingen, aanmoedigingen, bezoeken. In 1889 maakt hij met het Comité een reis naar Vleteren. In 1891 schrijft de voorzitter hem: ‘Behalve de lezingen in onze bijeenkomsten is er, voor en na, gedurende en naar aanleiding van de ‘Mededeelingen’ een uitwisseling van denkbeelden en inzichten geweest, waarvan een ieder profiteert, en nooit meer dan wanneer zij komen van U.’ In 1895 werd hij benoemd tot lid van de Commissie voor het gedenkteeken ter eere van den geschiedschrijver De Meyere, geboren te Vleteren; hij woonde de onthulling van het borstbeeld bij in dat bescheiden dorp, de buur van Belle, droeg er aan den maaltijd, een gelegenheidsgedicht voor: Aan Jakob de Meyere, en hield een officiëele, academische rede. Zulke uren, die voor Fransch Vlaanderen herinneringen beteekenen, in waarde gelijk aan een titel van adeldom, hebben hun stempel gedrukt op het werk van Guido Gezelle. Is het niet een kijkje in ons landschap Cassel: ‘Koeien’, dat aan den zanger der natuur één zijner uitnemendste gedichten heeft ingegeven? Is het niet de pijl, geschoten van de kerk van Zerkel, die hij zoo welluidend heeft gevierd? In 1890 in ‘Biekorf’ (blz. 108 en volgende) gaf hij een studie over het werk van N.A.B. Verclytte (van Volkerinckhove bij Wormhout), in 1891 een levensbeschrijving van I.L. de Coussemaker, buitenlandsch correspondent van de Koninklijke Vlaamsche Academie; in 1895 maakte hij een gedicht ter eere van den gelukzaligen Willem van Belle. In de twee verhalen, vol humor en bekoring (‘Biekorf’) heeft hij verteld over twee van zijn reizen in onze streek, één in de omstreken van Hazebroek, de andere in die van Belle; hij heeft daarin op de gelukkigste wijze, met een rijkdom van bizonderheden over de geschiedenis, de volksgebruiken en de taal, zijn indrukken van geniaal schrijver opgeteekend, overvloeiende van liefde voor zijn volk. Was hem niets menschelijks vreemd, hoe innig en sterk waren de gevoelens, die hij koesterde voor de zijnen. Op die onweerstaanbare dichterliefde hebben de Fransche Vlamingen geantwoord met een liefde, die zoo lang zal leven als de bladzijden, waarop zij met zooveel kracht en heerlijkheid werd neergeschreven. J.M. GANTOIS. |
|