Neerlandia. Jaargang 34
(1930)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
Fransch VlaanderenProf. C. Looten en de Nederlanden.Prof. Kanunnik Looten.
De jaarlijksche vergadering van het Vlaamsch Verbond van Frankrijk zal dezen zomer den drievoudigen gedenkdag van haar voorzitter, prof. kan. C. Looten vieren. Deze verdienstelijke geleerde, deken van de Vrije Universiteit van Rijsel, herdenkt op 7 Juni, dat hij dertig jaren geleden tot voorzitter van het Comité Flamand - waaruit die Bond groeide - werd gekozen; op 29 Juni den vijftigsten verjaardag van zijn wijding tot priester en op 16 October zijn 75sten geboortedag. Deze laatste mededeeling zal een beetje onwaarschijnlijk klinken voor velen: hij is een van die mannen, die in uiterlijk noch in werkkracht hun jaren tellen. Een halve eeuw geleden heeft Looten gevoeld, wat de meerderheid zijner gewestgenooten eerst langzamerhand begint te beseffen: dat Fransch Vlaanderens oude zeden, taal en volkseigene steeds meer in de verdrukking raken; heeft hij zijn schouders gezet onder het Herkuleswerk van herstel. Evenals andere buitengewesten van Frankrijk: Bretanje, de Provence, Elzas-Lotharingen vraagt Fransch Vlaanderen van de regeering te Parijs meer eerbied voor zijn gewestelijke rechten binnen het Fransche staatsverband. Het gaat langzaam, maar de beweging wint aan beteekenis, verwerft zich ook buiten den kring van geleerden, die haar begon, gestadig meer medewerking; vindt in Noord-Nederland warme waardeering. Nog is de Nederlandsche taal in den ‘Westhoek’ niet dood? integendeel, aan de Rijselsche hoogeschool wordt zij onderwezen; Vlaamsche arbeiders, die voortdurend naar de fabrieksstreek van Roodebeke en Toerkonje stroomen, verspreiden haar en versterken haar invloed. De geest der toekomst blaast in het zeil van het Fransch-Vlaamsch Verbond. Ter gelegenheid van Lootens drievuldigen feestdag heeft Le Lion de Flandre een geheel nummer aan hem gewijd, waarvoor het ook een bijdrage van zijn hand mocht verwerven.Ga naar voetnoot1) Justin Blanckaert, prof. Paul Verschave, prof. R. Despicht, mr. Nic. Bourgeois, prof. v. Celen, mr. Van den Driessche schreven er in en een mooie geestdrift vlamt op uit deze offeranden, die de ‘eerbiedige genegenheid zijner leerlingen en de erkentelijkheid van alle Fransch-Vlamingen’ aan prof. Looten brengen. Men eert zijn diepe liefde voor het Vlaamsche land, zijn buitengewone eigenschappen als voorzitter; men huldigt hem als den man, die het onderwijs in het Nederlandsch herstelde; als geschiedschrijver, zoowel van Fransch-Vlaanderen als van de letterkunde van het Noorden; als den geleerde, die een band legde tusschen de Fransche beschaving en die van Nederland en Engeland; als ‘ontdekker van den zangkoning Michel de Swaen.’ Het teekent den moeilijken strijd, dat al deze bijdragen, op één na, in het Fransch zijn gesteld. Wel verstaan al deze schrijvers onze taal uitmuntend, maar wie zou haar kunnen lezen? De bevolking spreekt en zingt haar taal, maar zal die niet goed weer lezen, vóór het Nederlandsch ook in de volksschool is hersteld. Lang is de weg en zwaar de gang, maar het einddoel staat vast. Veel kan Nederland doen, om Fransch-Vlaanderen te helpen, dat doel te bereiken.
Aan een bijdrage van den vertegenwoordiger van het A.N.V. voor Fransch Vlaanderen zij nog het volgende ontleend:
Voor Fransch-Vlaanderen is 1930 een gelukkig jaar, nu heel het Nederlandsche Taalgebied èn den honderdsten geboortedag van den Westvlaamschen dichter Guido Gezelle en de gedenkdagen van den geleerde viert, die zooveel gedaan heeft, om den rijkdom der Nederlandsche beschaving in het licht te stellen. Professor Looten heeft zich niet bepaald tot het verdedigen van de taal en overleveringen van Fransch-Vlaanderen - iets waarvoor hij reeds de erkentelijkheid zou verdienen van alle Nederlanders, die zich hun nationale saamhoorigheid bewust zijn. Nooit heeft hij de cultureele eenheid der Nederlanden uit het oog verloren en meer dan iemand anders heeft hij gedaan, om de Fransche Vlamingen in aanraking te brengen met hun stambroeders in Belgisch Vlaanderen en Nederland, terwijl hij de Franschen met de miskende rijkdommen der Nederlandsche beschaving in kennis bracht. Toen hij in 1889 te Parijs tot doctor in de letteren werd bevorderd, koos Looten tot onderwerp van zijn, aan de Sorbonne verdedigde, stellingen twee Nederlanders: Joost van den VondelGa naar voetnoot2) en Hugo de GrootGa naar voetnoot3). In 1907 vertaalde hij het werk van dr. Brom, directeur van het Nederlandsche College te Rome: Een Apostel van het sociaal-katholicisme dr. Schaepman (Giard, Rijsel). De moeder van den leider der R.K.-partij in Nederland, Jeanne la Chapelle, was, naar men weet, in Fransch Vlaanderen geboren. In het Bulletin du Comité Flamand de France heeft Looten bijdragen gegeven over Guido Gezelle, Frans de Potter, Hendrik Conscience. Vooral echter boezemen de schrijvers van Fransch Vlaanderen hem belang in. Van 1890 vertrouwde hij aan de Revue de Lille een opmerkelijke reeks van vier geleerde, nochtans aantrekkelijk geschreven artikelen toe over de taal en letterkunde der Fransche Vlamingen. Tal van mededeelingen gaf hij over de rederijkerskamers van den ‘Westhoek’ en de dichters, die zij hebben voortgebracht. Nog dit jaar uitgenoodigd, | |
[pagina 106]
| |
mede te werken aan een werk van wetenschappelijke bijdragen, dat aan prof. Baldensperger - meester der vergelijkende letterstudie - werd aangeboden, schreef hij een vergelijkende studie over de Vlaamsche en Fransche letteren in Fransch Vlaanderen van de inlijving (1678) tot aan het begin der 20ste eeuw. Prof. Looten heeft den naam van Michiel de Swaen, den Duinkerkschen dichter, den besten schrijver der Zuidelijke Nederlanden in de 17de en 18de eeuw, aan de vergetelheid ontrukt. Drie van De Swaens werken gaf hij met toelichtingen uit: twee drama's: ‘Mauritius’, ‘De Zedelijke Doodt van Keyser Karel’ en zijn eenig blijspel ‘De Gekroonde Leersse’. Toen hij bezit nam van zijn zetel in de Kon. Vlaamsche Academie te Gent, wijdde hij zijn rede aan Michiel de Swaen en voorts bracht hij hem plechtig hulde op het Landjuweel van Duinkerken, 1 Juni 1928. Deze geleerde taalkundige, deze welberaden letterkundige beoordeelaar blijkt bovendien een uitmuntend geschiedkundige; in een menigte aanteekeningen, die de geheele geschiedenis van Vlaanderen, zijn onderwijs- en liefdadige instellingen zijn bestuurs- en financieele inrichtingen, zijn staatkundige wederwaardigheden, zijn kunstenaars, groote mannen en zijn volkkunde behandelen. De drie omvangrijkste van deze boeken, die het belangrijkste deel van zijn geschiedkundig levenswerk omvatten, behandelen Fransch Vlaanderen in een beslissend tijdperk zijner ontwikkeling, kort vóór de Fransche Omwenteling, welke zoo grooten invloed had op zijn lot. Dat zijn: ‘François Joseph Bouhette, avocat à Bergues et membre de l'Assemblée Nationale Constituante’ (1909)Ga naar voetnoot4), ‘La Réforme Municipale du duc de Choiseul et son échec dans la Flandre Maritime’ (1912)Ga naar voetnoot5) en ‘Anne-Louis-Alexandre de Montmorency, Prince de Robeeq’ (1913)Ga naar voetnoot6). Toch zal deze geleerde in de dankbare herinnering van een heel volk allereerst blijven voortleven als man van de daad, door hetgeen hij voor de Vlaamsch-gewestelijke beweging heeft gedaan. In alle steden van Fransch Vlaanderen, in alle middelbare scholen van het gewest heeft hij tallooze voordrachten gehouden over het Vlaamsche gezin, de taal en letteren der Fransche Vlamingen enz. Voor het ‘gewestelijke congres van het Noorden en het Nauw van Kales’ heeft hij op 7 December 1920 de rechten der Vlaamsche taal op het onderwijs verdedigd en het program geschetst, dat hij sindsdien herhaaldelijk in de meest verschillende kringen ontwikkeld heeft. Hij zorgde voor een zuiver Nederlandsch opschrift op het standbeeld van zijn vertrouwden vriend, wijlen priester Lemire, volksvertegenwoordiger en burgemeester van Hazebroek. Hij bewerkte mede, dat in 1926 een leerstoel voor Nederlandsche taal en letteren aan de Vrije Universiteit van Rijsel werd gesticht. De Vlaamsche beweging, die kort na den oorlog in Fransch Vlaanderen zoo krachtig opbloeide, vond in hem een betrouwbaar raadsman en een toegewijden leider. Hij is eerelid van de Kon. Vlaamsche Academie (Gent) en van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde (Leiden). Zijn ontelbare diensten, aan taal en volk bewezen, verklaren de dankbaarheid en de geestdrift, waarmede zijn feest wordt gevierd en ongetwijfeld door tal van Nederlanders, over de geheele aarde verspreid, zal worden herdacht. Hij is een levend zinnebeeld van de geestelijke eenheid der Nederlanden. |
|