Durft U het Wagen?
Durft U het wagen met Nederlandsch fabrikaat, Nederlandsche wetenschap, Nederlandsche kunst?
- Liever niet! Als U eens eerst naar het buitenland ging?
- Hebt U dan geen eigen oordeel?
- Ja zeker: wij zijn klein, wij kunnen niet veel.
- Hm! Daar richt u niet veel mee uit.
- Een buitenlandsch cachet is nu eenmaal safer.
Zulke gesprekken met een buitenlands ‘gecacheteerde zeef’ zijn hier te lande nog altijd, helaas, schering en inslag. In vredesnaam: laten zulke menschen, die het eigene eerst durven prijzen, wanneer het in het buitenland goed bevonden is, dan ook op buitenlandsche oordeelvellingen leeren letten. Gij vindt ze bij de vleet. Wij noemen er een paar uit den laatsten tijd.
De Engelsche vertaling van ‘Dolle Hans’ van Fabricius beleefde dezer dagen haar tachtigste voorstelling in het voor vreemdelingen buitengewoon lastige Londen.
De openbare bibliotheek te Nieuw-York heeft een aantal etsen van den Nederlandschen schilder Jan Poortenaar gekocht, nadat deze door The Studio, Colour en andere tijdschriften zeer gunstig besproken waren.
De Frankfurter Zeitung, het beste Duitsche dagblad, verklaarde, na een te Homburg gegeven Nederlandsch concert, o.m.: ‘Diepenbrock is een musicus van een allerfijnst geslepen muzikalen geest’. Dit werd geschreven, kort nadat de, in Nederland voor gezaghebbend gehouden, dr. Rudolf Mengelberg in De Telegraaf geschreven had, dat ‘er nooit een Hollandsche toonkunst (zal) zijn, die niet in de klompen staat, al reikt haar kruin tot in den hemel.’
In de Zentralstelle, het orgaan der belanghebbenden bij de jaarbeurs van Leipzig, schrijft dr. J. Adler (Leipzig) over de handels- en nijverheidsbetrekkingen tusschen Nederland en Duitschland en wijst daarbij op Nederlands gewichtige en sterke stelling in de wereldhuishouding. Hij verklaart deze uit ‘het hooge beschavingspeil, de degelijkheid, de intelligentie en den ouden welstand der Nederlandsche bevolking, welke den bodem van het dicht bevolkte land door ongehoorde waterbouwwerken en allerlei verbeteringen tot een der geweldigste cultuurlanden der aarde hebben gemaakt; uit de gunstige ligging van Nederland in een brandpunt van het wereldverkeer, als schakel tusschen Duitschland en Engeland, aan den mond van den Rijn met voorname takken van den internationalen goederenhandel en belangrijke plaatsen voor de internationale geld- en kapitaalmarkt; ten derde uit de heerschappij over een overzeesch bezit van groote waarde, waarvan alleen in Nederlandsch-Indië de bevolking niet minder dan 56 millioen zielen bedraagt.’
Ten slotte zegt schr., dat, wie in Nederland reist, steeds weer versteld staat over ‘de geestkracht en de bedrevenheid, waarmede de Nederlanders de slagen van het lot weten af te weren.’
Ziezoo; we zijn naar het buitenland gegaan en het buitenland is tot ons gekomen en zij, die niet over zichzelf tevreden zijn, vóór zij door het buitenland op den schouder zijn geklopt, kunnen nu weer een tijdje voort!
Leden, werft Leden!