Ons verzoekschrift: ‘Nederlandsch in plaats van Vlaamsch.’
Blijken van instemming en ontstemming.
Van vele zijden mocht het bestuur der Groep Vlaanderen mondelinge en schriftelijke blijken van instemming met het aan de Belgische regeering en het parlement gezonden verzoekschrift betreffende de vervanging, in wetteksten en andere ambtelijke stukken, van de onjuiste benaming ‘Vlaamsche taal’, door ‘Nederlandsche taal’, ontvangen. Toonaangevende dagbladen als De Standaard en De Schelde verklaarden geheel in te stemmen met inhoud en vorm van dit verzoekschrift, terwijl Het Laatste Nieuws, het eveneens grootendeels overnam en een der medewerkers van deze veelgelezen krant, A. Rannah, er het volgende ‘Verloren Hoeksken’ aan wijdde:
Slaat op de trommel.
Een dichter zendt mij een gedichteken:
Slaat op de trommel, van diere dom dijne
Zingt den triomf van uw taal, van de mijne!
Slaat op de trommel, van diere dom does,
Uit is de droom van den franschdollen droes...
Slaat op de trommel!
Ik wil wel. Maar niet om kermis te vieren. Wel, om te zeggen, als de trommel zwijgt: Mijn dierbare broeders en zusters, wij hebben iets gewonnen, en staan vandaag verder dan gisteren. Maar dat iets is weinig indien wij niet onmiddellijk beginnen met nieuwe zorg voor onze taal in eigen huis en bij ons zelf.
Wat men zeer liefheeft, leeren onze Zuiderburen, kastijdt men zeer. En men verzorgt het, na kastijding.
Kastijdt zeer uw eigen taal en verzorgt ze uitermate. Weert alle leelijke klanken en onechte woorden. Schuwt de kromme zinnen. Spreekt en schrijft, zingt en denkt: Nederlandsch.
Let wel. Ik zeg niet: Hollandsen. En ik zeg ook niet, dat gij, zijt ge taalkunstenaar, de parels van uw dialekt en deszelfs warmte, zult treden onder plompe voeten: wie stopt er klare bronnen?
Laat ons onze verschillen aankweeken, predikte Verhaeren. Gij zult Vlaming blijven. Maar uw taal, uw daagsche en uw feestelijke, zal zijn: Nederlandsch; naar gebruik, woordenboek, spraakkunst en taalziel zuiver.
Wie onzuiver spreekt is achterlijk. Bij overigens gelijke verdiensten, wint hij het altoos, die zuiver spreekt.
Wat een zware taak is nu gelegd op uw schouders, onderwijzers en leeraren van alle stand, slag en bedrijf!
En nog meer op de uwe, meisjes, vrouwen, moeders van Vlaanderen, Antwerpen, Limburg en Brabant.
Onze taal is wonderzoet, voor wie haar geen geweld en doet.
Uw taal weze wonderzoet. Zij ruische als het ranke riet, met eigen klank van eigen lied. Zij kome op uw gehoor af, tot in de puntjes en de komma's verzorgd; vol van onze zonne, van onze eigenheid, van ons wezen; helder, klaar, licht en schoon blinkend.
De menschen steken hun blikken en hun handen uit naar wat schoon is en plezierig. Uw taal weze schoon en plezierig.
Doet uw taal liefhebben, door te toonen dat gij ze liefhebt en dat ze lief is, in haar kracht, haar melodie, haar kleur, haar rythme, in alle toonaarden en op alle snaren.
Het beste harnas, in den strijd om onze taal is de onbesmette schoonheid en de ongekrenkte gaafheid van onze taal. Haar zal niet lang meer nog geweld geschieden, als gij zelf haar geen geweld en doet.
Als dat zal zijn gebeurd dan, mijn dichter, mijn broeders en mijn zusters: slaat op de trommel!’
Vele Vlaamsche weekbladen namen het verzoekschrift eveneens over en Minister-president Jaspar liet, van zijn kant, op het hem toegezonden verzoekschrift, woordelijk antwoorden als volgt:
Cabinet du Brussel, den 8 Maart 1930.
Premier Ministre.
Kabinet van den
Eersten Minister. Mijnheer de Algemeen
Secretaris,
Nr. CZ./12313.
De heer Eerste Minister gelast mij U ontvangst te melden van den brief van 6 Maart, die gij hem hebt gestuurd namens het Algemeen Nederlandsch Verbond (groep Vlaanderen), en wiens inhoud zijn aandacht heeft weerhouden.
Aanvaard. Mijnheer de Algemeen Secretaris, de betuiging mijner eerbiedige gevoelens.
De Kabinetssecretaris:
(onleesbaar).
Aan den Heer Algemeen Secretaris
van het Algemeen Nederlandsch Verbond,
Slotlaan 13
St. L. Woluwe.
Alleen de Indépendance belge en een paar even anti-Vlaamsche en dus anti-Nederlandsche bladen lieten een anderen klank hooren en vonden het ‘niet opportuun, op het oogenblik, dat de Belgen de honderdste verjaring van hun scheiding met de Nederlanders vieren’ een dergelijk verzoekschrift in de wereld te zenden. ‘Vele Vlamingen’, aldus de Indépendance belge maken een onderscheid tusschen hun letterkundige taal en die welke benoorden den Moerdijk wordt geschreven, waar de woordenschat doorspekt is, met, op een komische wijze, gegermaniseerde woorden, die er van maken, ‘une sorte de marollien, distingué et parvenu, en somme’. Wat het A.N.V. met zijn verzoekschrift beoogt, zeide hetzelfde anti-Vlaamsche blad verder nog, is, ‘op een zeer behendige wijze, Vlaanderen geestelijk bij Nederland in te lijven en aldus de volkomen versmelting te bewerken van twee litteraturen, twee kuituren, twee gedachtenwerelden, die, ten gevolge van een geheel verschillende evolutie, tot heden duidelijk van elkander waren blijven verschillen.’
Zoo luidt het oordeel der tegenpartij.
Het bestuur van onze groep Vlaanderen mag zich dus verheugen over den uitslag van zijn initiatief, dat de aandacht van regeering, parlement en pers gaande maakte en, zonder twijfel, in een niet al te ver verwijderde toekomst, zijn bevredigend beslag moet krijgen.
|
|