Neerlandia. Jaargang 34
(1930)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Uniale Taal- en Kultuurkonferensie.De op 18 en 19 December 1.1. te Bloemfontein gehouden ‘Uniale Taal- en kultuurkonferensie’Ga naar voetnoot1) heeft besloten, een bond te stichten onder den naam van ‘Federasie van Afrikaanse Kultuurvereniginge’ onder de leus ‘Handhaaf en Bou’; met een uitvoerend bestuur van 5 leden. Aan dit bestuur werd opgedragen, met den Raad der S.-A. Akademie de verhouding tusschen de beide lichamen te regelen en voorts, ter handhaving en bevordering van de Afrikaansche taal en aanverwante belangen, een uitvoerig werkplan op te stellen en te doen uitvoeren. Het bestuur zal van tijd tot tijd aan alle lichamen, die lid zijn van den bond, kennis geven van de onderwerpen, ten aanzien waarvan gezamenlijke handeling noodig is. Voorts zal het uitvoerend bestuur een ontwerp-grondwet voor den bond aan de provinciale comité's voorleggen. Tot leden van het uitvoerend bestuur werden gekozen de heeren dr. N.J. van der Merwe, prof. dr. E.C. Pienaar, dr. T.J. Hugo, L.J. Erasmus en mevr. E.G. Jansen. Voorts werden provinciale comité's ingesteld voor Vrijstaat, Transvaal, Kaapland, Natal en Zuidwest Afrika. Alle organisaties bij deze besprekingen vertegenwoordigd, zuilen voorloopig beschouwd worden als leden van den bond, tot zij haar beslissing te dien aanzien hebben te kennen gegeven. De conferentie deed een beroep op alle cultuurvereenigingen en op alle Afrikaners, die hart voor de zaak hebben, om een fonds van tenminste £ 5000 zoo spoedig mogelijk bijeen te brengen. De vergadering werd bijgewoond door de vertegenwoordigers van 268 lichamen uit alle deelen der Unie. De S.A. Akademie had zich doen vertegenwoordigen door haar voorzitter en ondervoorzitter, Sen. dr. D.F. Malan en prof. dr. E.C. Pienaar. Er heerschte veel geestdrift; in de zaal waren alle plaatsen bezet. Men zong Psalm 146 vs. 1 en 3 en ds. P.J.G. Boshof sprak een ontroerend gebed uit, waarna allen ‘Die Stem van Suid-Afrika’ zongen. Dr. N.J.v.d. Merwe zeide in zijn openingsrede, te gelooven, dat de geest der volkshelden over de conferentie zweefde. Hij spoorde aan tot waakzaamheid en handelen, opdat de vrede niet gevaarlijker worde dan de oorlogen die de Afrikaners moesten voeren. Want de lauwheid van zoovelen leidt tot verwaarloozing van levensbelangen. Prof. J.F.E. Celliers sprak daarover in een voordracht waarin hij de geschiedkundige en zielkundige oorzaken der verwaarloozing van het Afrikaansch door Afrikaners naging. Het was, zeide hij, volstrekt noodzakelijk, dat het Afrikaansch putte uit het Nederlandsch. Evenzoo is het Engelsch met behulp van het Normandisch, Duitsch en Italiaansch van het latijn opgebouwd Zelfs Erasmus, Hooft en Vondel vonden in vreemde talen een krachtigen steun. De Bijbel heeft zooveel voor het Afrikaansch gedaan - ‘hoeveel meer zal de overvloed der Nederlandsche letterkunde niet kunnen doen!’ riep spr. uit. Dr. E.C. Pienaar (Stellenbosch) bepleitte handhaving der taal, die kostbare erfenis, welke tegenwoordig krachtiger verdedigd moest worden dan ooit. Vooralsnog is alleen baanbrekerswerk verricht. De tegenstand van het Engelsch is machtig; zijn cultuur staat hoog. En ondanks de noodzakelijkheid van dezen strijd zijn sommige Afrikaansche dagbladen nog anti-Afrikaansch. Ook is het aantal boeken beperkt; ze zijn duur; ‘ons volk lees niks van letterkundige waarde’, zei de hoogleeraar, ‘en hierin skuil die dood van ons taal en kuituur.’ Dr. A.J.R. van Rhijn, hoofdopsteller van ‘Die Volksblad’ gaf aan hoe, naar zijn meening, de taal moet worden gehandhaafd, vooral door haar meer te spreken. Hij was de voorsteller van het hierboven vermelde plan tot oprichting van een bond. Welke gevaren de jonge taal kunnen bedreigen, bleek o.a. toen hij het plan veroordeelde om aan de beide Zuidafrikaansche universiteiten medicijnen en ingenieursvakken alleen in het Engelsch te onderwijzen. Hiervan is een ver reikende en noodlottige invloed te duchten, wanneer de geneesheeren hun Engelschen invloed laten gelden op het land. Verder wordt in den Staatsdienst het Afrikaansch met smadelijke minachting behandeld. Reeds dadelijk hadden de besprekingen een uitwerking van beteekenis door een regeeringsverklaring uit te lokken, waarvan men gelukkige uitkomsten mag verwachten. Minister Dr. D.F. Malan herinnerde eraan, dat wijlen President Steyn in 1911 eveneens te Bloemfontein trachtte, de krachten van het Afrikaansche volk bijeen te brengen; op dien weg moest men voortgaan. De regeering wil tegemoet komen aan alle bezwaren bij de uitoefening der taalrechten. Vele staatsstukken tusschen den minister en zijn departement worden ‘reeds in ons soetklinkende taal opgestel en dit is al vordering.’ Men moest evenwel niet denken, dat met de taal alles gewonnen was. Toen het Afrikaansch als ambtelijke taal werd ingevoerd, begon de strijd eerst. De strijd van thans is een strijd om geestelijke goederen, om de taal tot drager te maken van een ras-eigen beschaving. |
|