‘Praat jou taal!’
Een mijnheer Walter Bowen, man van gezag in Natal was in een Afrikaansch blad beschuldigd, het volgende in het openbaar te hebben gezegd:
‘Ek raai die inwoners van Durban aan om Afrikaans te leer; dit is die enigste en beste manier om Afrikaans dood te maak.’
De heer Bowen heeft dit zoo scherp en beslist mogelijk tegengesproken. Hij wees op den grooten vooruitgang van nijverheid en handel, waardoor de kansen voor bekwame jonge mannen, om een loopbaan te vinden, zullen verbeteren. En hij stelde er prijs op te verklaren, dat het reeds alleen om stoffelijke redenen voor het Engelsch sprekende deel der bevolking van belang is, ‘om die taal te leer en om dit net so goed as sy eie te kan praat.’ Nog versterkte hij deze verzekering door de overtuiging uit te spreken, dat hij te allen tijde bereid was, jong Zuid-Afrika aan te raden, elkanders taal te leeren.
Daarmee heeft het Afrikaansch dus weer een pleitbezorger meer gewonnen! De bespreking van het plan eener ‘Uniale Taal en Kultuurkonferensie’ heeft voorts getoond, dat de Afrikaners gaan beseffen, dat het noodig is, krachtiger op te komen voor het rechtmatige aandeel van het Afrikaansch in het huiselijk leven, den handel en den Staatsdienst. Mannen van invloed zegden hun medewerking toe. Anderen zetten zich tot de samenstelling van een Afrikaansch handboek voor den handel: de heeren J.A. Lombard van het ‘Tegniese Kollege’ te Pretoria en de heer D.P.J. Steyn van het ‘Tegniese Kollege’ te Kaapstad. Op dit oogenblik moet dit boek reeds verschenen zijn; het is het eerste van zijn soort in het Afrikaansch. Dat bevestigt op de meest practische wijze, wat de heer Walter Bowen over de noodzakelijkheid der kennis van het Afrikaansch als handelstaal schreef.
In denzelfden geest sprak de Administrateur van Kaapland, de heer J.H. Conradie, bij de prijsuitdeeling aan leerlingen van de school der Suidafrikaanse Akademie. Het speet hem, dat tegenwoordig nog sommige ouders het aanleeren van Afrikaansch als een overlast beschouwen. ‘Julle moet onthou, dat ons een nasie is wat twee tale het’, zeide hij, ‘en hoe gouer ons albei tale ken, hoe beter dit vir land en volk is.’
Een mooi voorbeeld gaf de Engelsche prinses Alice, toen zij onlangs een bazaar van den Zuidafrikaanschen Vrouwenbond te Johannesburg opende. De prinses sprak bij die gelegenheid Afrikaansch; de Engelsche bladen verwonderen zich, dat de Prinses haar toespraak niet in het Engelsch liet vertolken. Maar Die Weste schrijft: ‘Die prinses het baie van die jingo's skaam gemaak, veral die wat 20 of meer jare in die land is en nog nie ons taal eers verstaan nie.’
Werkelijk schijnen er ambtenaren te zijn, die zich na twintig jaar dienst het Afrikaansch nog niet wisten eigen te maken! We zullen de ondeugende opmerkingen, die C.J.L. daarover in Die Weste maakt, maar niet herhalen. De slotsom van dit alles is de leus, die steeds krachtiger onder de Afrikaners weerklinkt: ‘Praat jou eie taal!’ Zoo alleen kunnen zij met goed gevolg voor hun taalrechten opkomen, en den Engelsch-sprekenden het goede voorbeeld geven.