Een negentig-jarige voortrekker.
De oudste predikant der ‘Christian Reformed Church’ in Noord-Amerika, Rev. Jakob Noordewier, wiens portret wij hierbij naar ‘The Banner’ geven, vierde 27 Dec. 1929 zijn 90sten verjaardag. Te Niezijl in de prov. Groningen geboren, trok hij in 1867 naar Amerika en behoorde tot de eersten, die in Amerika zelf in de ‘Christian Reformed Church’ voor den dienst des Woords werden opgeleid. Van 1869 af, heeft hij gedurende 43 jaar, acht Amerikaansche gemeenten gediend is op velerlei kerkelijk gebied, o.a. als penningmeester en ondervoorzitter der synode werkzaam geweest, en was een der stuwende krachten voor den bouw van de ‘Theologische School’, die in 1892 te Grand Rapids werd opgericht.
Noordewier heeft in 1920 zijne levensgeschiedenis te boek gesteld ineen geschrift, dat den titel draagt: ‘Een tachtig-jarige. Iets uit het leven van ds. Jakob Noordewier. Rustend predikant te Grand Rapids, Mich.’ Het is uitgegeven door Eerdmans-Sevensma en Co. te Grand Rapids, Mich. in de ‘Knickerbocker Series’, telt 85 blzn., en o.a. ook diens portret op 50 j. leeftijd. Van de belangwekkende beschrijvingen, die wij daarin over de Nederlanders in Amerika vinden, willen wij het volgende mededeelen.
Jakob Noordewier was opgegroeid te Niezijl in een gezin, waarvan de vader zich bij de ‘Afgescheidenen’, de zoogen. Cocksianen, had aangesloten. De predikant aldaar, ds. R. Duiker, was van groote beteekenis voor de ontwikkeling van zijn godsdienstig leven en, toen deze in 1867 een beroep naar Grand Rapids kreeg, zeide hij tot den jongen Noordewier: ‘Jaap, ik heb een beroep uit Noord-Amerika, en als ik daar heenga, dan gaat ge mee, is het niet?’ Noordewier antwoordde: ‘Welzeker ga ik dan mee.’
Zijn moeder vond het goed - Noordewier's vader was reeds gestorven -, en zoo toog hij 1867, met ds. Duiker en nog anderen uit Niezijl, met 250 gulden op zak, naar Amerika. De reis, die 125 gulden kostte, ging over Schotland. Te Glasgow moesten zij negen dagen op een boot wachten. Zij waren goedsmoeds en zongen voor afwisseling Psalmen, en. zoo vervolgt hij: ‘ik herinner mij nog goed, dat wij eens den 134sten Psalm zongen. De wijze van dien Psalm was den Schotten bekend en ze hadden er schik van, en riepen ons toe “Sing again, sing again” en wij zongen dan nog eens weer’. De zeereis naar Nieuw-York duurde 16 dagen; de landreis naar Grand Rapids 5 dagen. Onder leiding van den genoemden ds. Duiker bekwaamde hij, die reeds in Nederland goede kansen had gemaakt om door Kampen als zendeling uitgezonden te worden, zich verder in de theologie en werd in 1869 geordend tot predikant bij de Chr. Ref. Church. Zijne eerste gemeente was Pella in Iowa, een stadje in die dagen vermaard om de vele en velerlei godsdienstige gezindten en gevoelens, vooral ook met betrekking tot het Chiliasme, het Duizendjarig rijk en de Wederkomst van Christus. Men zeide dat er in dien tijd te Pella op één Zondag op zeventien plaatsen godsdienstoefening werd gehouden en dat onder een bevolking van 3000 zielen, bijna allen Hollanders. Van de achttien gemeenten die de ‘Chr. Ref. Church’ in 1869 in Amerika had, te weten: Grand Rapids, Graafschap. Holland, Niekerk, Noordeloos, Zeeland, Grand Haven, Chicago, Muskegon, Cincinnati, Pella, Paterson, Lafayette, Ridott, Wellsburg, Kalamazoo, Oostburg en Vriesland, heeft hij er verscheidene gediend. Men krijgt den indruk, dat het dikwijls een lastig volkje was, met zonderlinge godsdienstige begrippen, doch waarmee hij goed kon opschieten en dat hem in hoog aanzien hield. Te Pella waren er bijv, die tooverij beoefenden; er werd rijkelijk gedaan aan een welige vergeestelijking van de H. Schrift;
velen lieten zich drijven op hun gevoel in stede van te leven uit het geloof; doop- en avondmaalskwesties waren aan de orde van den dag, en in dit alles moest Noordewier koers wijzen. Zoo verhaalt hij, wat hem te Lafayette, in den staat Indiana, overkwam. ‘Wij hadden er’, zegt hij, 'naar gewoon gebruik het Avondmaal gevierd en nu ontmoette ik iemand van de gemeente, dien ik meende dienaangaande even te moeten spreken en vroeg hem: ‘Mij dunkt, ik heb u ook ten Avondmaal gezien, is het niet?’ - O ja, dominee. - ‘Hebt u ook redenen waarom u dat doet?’ - Jawel, dominee, ik hoop altijd nog dat het tot mijne bekeering mag dienen. - ‘Is u dan onbekeerd?’ - Ja, dominee. - Ik zei: ‘Weet u dan nu nog niet, dat het Avondmaal niet is ingesteld als middel tot bekeering, maar om ons geloof te sterken?’ ‘Ach’, zoo vervolgt Noordewier, ‘de arme man wist dat nog niet, ofschoon twee getrouwe leeraars, Jacob en Jan Schepers, er vóór mij geweest waren’.
Dat Noordewier zijn landgenooten met takt wist te leiden en een woord op zijn pas wist te spreken, kan ook uit het volgende blijken. Het gebeurde mij eens, zoo verhaalt hij, dat ik op mijne collecte-reis voor de Theologische School te Grand Rapids, ergens biji emand kwam, van wien ik gehoord had, dat hij zeer rijk was. Ik sprak hem voor de goede zaak aan. ‘Dominee’, zeide de man, ‘gisteravond heeft u over die zaak gesproken en er eene collecte voor opgenomen en bij zulke gelegenheden ben ik