Suriname
Van een leerrijk en genotvol uitstapje.
Zaterdag 16 November j.l. te 7 uur n.m. vertrok een gezelschap leden van de Groep Suriname met hunne dames en dames-genoodigden met de ‘Koningin Wilhelmina’, een der koloniale vaartuigen, naar de suikerplantage Mariënburg, welke gelegen is in den hoek, gevormd door de Surinamerivier en de Commewyne.
Na een vaart van ruim 1 ½ uur kwam de boot voor den steiger in de Commewyne. Hoewel het reeds vallend water was, zag kapitein Eggers nog kans, zoo dicht bij te komen, dat over het dak van een tusschengeschoven barkas de reizigers aan wal konden komen, hetgeen een pak was van het hart van het bestuur, aangezien het aan wal brengen van ruim 300 personen met een sloep heel veel tijd in beslag neemt en kans heeft de stemming te bederven.
Met de ‘Jazzband’ van het Surinaamsche Studentenkorps voorop ging het in optocht naar de gebouwen van de plantage, waar de heer en mevrouw Schnitger het gezelschap verwelkomden (de heer Schnitger is vertegenwoordiger van de Nederlandsche Handelmaatschappij).
Hierna werd de in werking zijnde fabriek bezichtigd, waarbij verschillende beambten inlichtingen gaven.
De zeer moderne fabriek geeft een aardigen kijk op de bereiding: Bij het begin ziet men het suikerriet van een wagon in zijn geheel opgenomen en langs een band naar de persen vervoeren en, de fabriek doorwandelend, ziet men aan het eind, hoe de suiker in zakken wordt opgevangen en in rijen klaar staat voor de verzending.
Langzamerhand verzamelden zich de gasten om de tennisbaan, waar werd gedanst en de tijd zoo vlug verliep, dat het weggaan een uur werd uitgesteld.
Om 12 uur werd tot instappen gemaand, of liever opstappen, want de trein bestond uit platte suikerwagens, waarop met kistjes zitplaatsen waren gemaakt.
De trein kroop werkelijk door de rietvelden, doch de schitterende volle maan en de heerlijke weergesteldheid maakten den tocht van een uur zeer genotvol.
Aan steiger Belwaarde (Surinamerivier) lag onze boot te wachten en een uur later bereikten we Paramaribo, natuurlijk ‘juist toen de stemming er goed was.’
Het in elkaar zetten van zoo'n tocht kost hier heel wat moeite, want alles is zeer primitief. Doch de leden weten dat en behelpen zich gaarne. Toch zou het onmogelijk zijn zonder hulp van verschillende personen buiten het Bestuur, die bij iedere gelegenheid klaar staan met raad en daad. Een woord van dank in het algemeen is hier wel op zijn plaats en voor dezen tocht in het bijzonder aan den heer en mevrouw Schnitger.
J.J. SIX DIJKSTRA, Secretaris.