| |
| |
| |
De Indische Pers en Jan Pietersz. Coen.
Eerst De Locomotief. Geen blad heeft meer werk en moeite en kosten besteed aan de herdenking. Het begon met de samenstelling van een Coennummer, een heel boekdeel, waarin verschillende schrijvers van alle zijden het licht op Coens grootheid laten vallen en dat met voortreffelijke afbeeldingen is versierd. Eenigen tijd voor den grooten dag werd het kosteloos aan alle lezers toegezonden. De hoofdredacteur, de heer W.G.N. de Keizer, schrijft in de eerste verhandeling o.a.:....
Het merkwaardige en het verheugende van de Coenherdenking in dit jaar 1929 is dan ook niet, dat onze tijd zich een bizonder, een afwijkend, een nieuw beeld van Coen gaat vormen, maar dat men althans - hem herdenkt. Dit is al veel gewonnen; dit is al een verandering ten goede, een vooruitgang in het wezen van de Indische samenleving, waarvan de beteekenis niet kan worden miskend..... Want de eerbied voor de historie is de grondslag van het nationaal bewustzijn.
.....Thans is alles anders, en de hoekige en grimmige kerels, die Coen geholpen hebben, zouden voorzeker het Indië van drie eeuwen later niet herkennen. Nuchter, taai, volhardend, koel, vechtend als het moest en rusteloos arbeidend, zoo lang het dag was, hebben die Nederlanders hun werk verricht..... Zij slaagden - omdat de stuwende kracht van een grooten geest hen leidde.
Omdat er één man was, die in zijn beste uren bezield werd door een hoogere kracht - ‘God is met ons, niets kan ons deren.’
Dit is het hoogste woord, dat Coen ons naliet.
De Locomotief heeft haar eigen verslaggever de herdenking laten bijwonen en plaatste er een verslag van, dat naar onze meening het beste is geweest van alle bladen en waarin met zeer warme waardeering over de plechtigheden wordt gesproken.
| |
Uit De Indische Post (Weekblad):
Wat ons in dezen tijd van verslapping zoo sterk aantrekt in zijn persoonlijkheid, het is de kracht zijner overtuiging ten aanzien van het goed recht van zijn beleid, dat hij verdedigde ook op gevaar af zijn hooge positie met de openhartigheid van zijn ontembaren moed prijs te geven. Trots zijn geloovig gemoed was hij, volgens zijn levensbeschrijvers, dikwijls ruw; hij kon wreed zijn voor de Inlanders niet alleen, maar ook tegenover eigen ondergeschikten.
Maar boven alles rijst bij hem het onwrikbare geloof aan eigen inzicht uit, dat den juisten weg heeft gekozen, dien hij niet verlaat, ook al tracht men hem daartoe te dwingen.
| |
De Javabode:
Het is trouwens niet juist, dat een huldiging van Coen noodzakelijk een eenzijdig nationaal Nederlandsch karakter zou moeten dragen, daarvoor reikt de beteekenis van zijn figuur voor Indië hooger. Gelegenheid eom dat uiteen te zetten, hebben de laatste dagen voldonde opgeleverd en ook ons blad heeft in dien zin tgeuigd.
De nationale zin was ontwaakt, de herdenking gelijk die door het Algemeen Nederlandsch Verbond ontworpen was, is tot een veel en veel grooter betooging geworden, dan gewoonlijk het geval pleegt te zijn bij zulke gelegenheden. Want ook het Algem. Ned. Verbond kan zich niet bepaald in ruime belangstelling van de landgenooten verheugen. Ofschoon elk goed vaderlander daarvan lid behoorde te zijn. Het Algem. Nederlandsch Verbond behartigt de stambelangen buiten alle politiek om en verdient aller sympathie en steun. Na de zoo uitnemend geslaagde Coen-herdenking is er alle aanleiding om de aandacht te vestigen op het A.N.V. met een opwekking als lid toe te treden. Zij, die bij de Coen-herdenking van hun nationale gevoelens hebben blijk gegeven, kunnen ook aldus daarvan getuigen.
| |
De Nieuwe Soerabaja Courant:
Voor ons, trouwe aanhangers, van de Grootnederlandsche gedachte, was het een verfrissching ons te verdiepen in de geschiedenis van dit land van drie eeuwen her, mede te leven met Coen den geweldigen strijd, als mensch, als militair, als opperkoopman, als Gouverneur-Generaal, geestelijk en materieel, om hier de grondslagen te leggen van het Nederlandsch gezag dat, wij mogen het hier zonder tegenspraak te duchten zeggen, tot een zegen voor deze landen is geworden.
Kranslegging door den Vice-President van den Raad van Ned.-Indië Mr. K.F. Creutzberg, aan den voet van het standbeeld. (Cliché D'Orient).
| |
| |
En Coens figuur rijst op naast die andere groote figuren onzer Vaderlandsche geschiedenis: een Willem de Zwijger, een Johan de Witt, een De Ruyter, een Tromp en anderen die, met veel gebrekkiger middelen, onder veel ongunstiger omstandigheden dan in den huidigen tijd, den naam van ons land hebben hoog gehouden en de fund eeringen hebben gelegd voor het Grootnederlandsch gebouw, door volgende geslachten opgetrokken en overkapt en waarvan ons de uitbouw, het onderhoud en de vernieuwing zijn opgedragen.
| |
Het Nieuws van den Dag:
Hij staat daar op het Waterlooplein, met de hand niet in een vaag gebaar, maar zéér beslist wijzend naar den zeer reëelen bodem.
‘Plaats het volk hier’, zoo wijst die hand. ‘Daar is ruimte voor velen’.
Niet voor baantjesjagers en nietsnutters, maar voor werkers als hij: betrouwbaar, zich zelf niet zoekend, maar het belang der gemeenschap.
Nooit dispereerende en nooit den vijand ontziende.
Wij gaan een goede toekomst tegemoet, deze herdenkingsdag is niet vergeefs voorbijgegaan, als Coens woord onder ons wèl wordt verstaan, Coens daad wèl wordt verricht, Coens leven tot voorbeeld genomen, Coens naam voor ons het vlammend epigram blijft, dat opwekt tot zèlfvertrouwen, tot zelfwerkzaamheid, tot het streven om in alles te zijn en vóór alles:
Coen!
| |
Het Nieuws in een ander artikel:
De Coen-herdenking kwam spontaan voort uit de maatschappij en niets heeft kunnen weerhouden, dat zij zoo'n onvergetelijk karakter gedragen heeft.
De Hollanders mogen den naam hebben lauw, en moeilijk tot geestdrift te brengen te zijn -, waar het betreft de groote Dooden te eeren, staan zij zeker niet bij andere Nationaliteiten ten achter.
De omstandigheid verder, dat overal in Indië en in het Moederland Coens sterfdag als mijlpaal in de Geschiedenis van Nederland en Indië aangemerkt is, levert het bewijs, dat terecht Coen niet geëerd wordt als de Stichter van de stad Batavia, maar van het Nederlandsche Gezag in het Oosten.
| |
De Koerier:
Heden, de driehonderdste terugkeer van den sterfdag van Jan Pieterszoon Coen, den stichter van Batavia, is gemaakt tot 'n blijden herdenkingsdag der verdiensten van onzen grooten voorzaat, in het bizonder door de hier vertoevende Europeesche samenleving, die thans uit den geheelen archipel haar gedachten zendt naar de hoofdstad van Insulinde, naar Coens trotsch standbeeld op het plein, dat den naam draagt van een even grootsche, vaderlandsche gebeurtenis: Waterloo.
Heden zij dus een dag niet alleen van het afsterven van een groot vaderlander, doch meer bizonder één, waarop het nageslacht met gepasten trots wijst op den durf, den moed en de wilskracht van een der groote voorvaderen, om daaraan eerbiedige hulde te betuigen, terwijl wij ons koesteren aan diens onversaagdheid, koelbloedigheid en ook gestrengheid, zooals die over een periode van meer dan 300 jaar tot ons zijn gekomen.
| |
Mataram (Djokja):
En dan zal van deze grootsche en toch zoo eenvoudige huldiging in ons voor een oogenblik sterker dan ooit doordringen, dat we hier - zij het dikwerf onbewust - medewerken aan een groote taak, aan een koloniale roeping, welke wel niet altijd wordt erkend, maar die niettemin bestaat en waarvan de resultaten ver opwegen tegen de verguizing, welke ons soms ook ten deel valt.
| |
Het Soerabajaasch Handelsblad:
Coen is onze groote koloniale figuur bij uitnemendheid. Zeer velen na hem hebben zich uitstekende regeerders van Indië getoond en sommigen onder hen hebben arbeid verricht, welke van groote historische waarde is, maar immer is het werk van stichting, van schepping en van grondvesting van overheerschende beteekenis. Uitbouw, vergrooting en consolideering, zij komen eerst op het tweede plan.
| |
Een onbekende dichter in het Nieuws van den Dag:
Hij stierf in volle kracht der jaren....
Zijn lichaam, rustend na den strijd,
Werd, in een thans-verdwenen kerke,
Onder een lang-verdwenen zerke,
Een klein en sober graf bereid.
Maar 't nageslacht van laat're eeuwen,
Dat toch zoo gaarne ‘iets wou doen’,
Stichtt', als een hulde aan 't verleden,
Ginds, op een plein in Weltevreden,
Het ijz'ren beeld van J.P. Coen!
En nu geen graf ons kan vereenen
Bij 't eeren van zoo koen een held,
Zij rond zijn standbeeld uit all' oorden
In krans, in lied, in huidewoorden
De grootheid van zijn naam vermeld!
| |
Het Alg. Ind. Dagblad:
Dat wij ons op den sterfdag van den grooten vaderlander zullen opmaken tot deze dankbare hulde is toevallig, even goed had de geboortedatum de uitgezochte dag der gedachtenisviering kunnen zijn.
Wij treuren morgen niet over den dood van Jan Pieterszoon Coen, maar wij verheugen ons over het ontzaglijk rijke leven, dat door dien dood werd afgesloten.
Wij herdenken niet zijn aardsche einde, maar wij herinneren ons, wat Jan Pieterszoon Coen voor dit ons land tot stand bracht in zijn leven.
Daarin verblijden wij ons.
Dit stemt ons tot dankbaarheid en verheugenis.
En daarom zullen wij, die na drie honderd jaar geen droefenis meer kennen over zijn dood, en dus om zijn overlijden niet halfstoks kunnen vlaggen, in het heel-stoks uitsteken van de nationale driekleur geen teekenen zien van gebrek aan medeleven met hen, die achterbleven.
Wij hijschen vol vreugde, vol dankbaarheid, vol trots, op Zaterdag 21 September de Nederlandsche vlag tot den top.
(Zooals de lezers uit de dagbladen vernomen zullen hebben, heeft men zich hier het hoofd gebroken over de vraag of men halfstok zou moeten vlaggen of met de vlag in top. De oplossing voor regeeringsgebouwen was: niet vlaggen!)
| |
De Javabode:
Hij achtte onwetendheid een groot kwaad en bevorderde daarom het onderwijs met alle krachten. Coen was het, die het eerst een Javaanschen jongeling naar Holland uitzond, om met eenige Ambonneesche jongelieden in Amersfoort te worden opgeleid en onderwezen, in de verwachting, dat zij hunne
| |
| |
De stafmuziek aan den voet van het standbeeld, terwijl tallooze vereenigingen kransen legden. Nevens de stafmuziek de I.E.V. jeugdorganisatie. (Cliché D'Orient.)
Voor den door het A.N.V. ingerichten rondgang door Oud-Batavia bestond zeer veel belangstelling. Meer den driehonderd automobilisten hadden zich opgegeven om aan deze bedevaart door het gedeelte der stad, waar Coen eenmaal leefde, woonde en werkte, deel te nemen. Het was een zeer lange stoet, welke zich om tien uur van het Landsarchief op weg begaf. (Cliché D'Orient).
| |
| |
volksgenooten later in hunne moedertaal onderricht zouden kunnen geven.....
Hij begon reeds, wat in de 20ste eeuw, wat heden, nog als een nieuwigheid wordt beschouwd! Men zou hem, den harden krijger, den onverbiddelijk strengen landvoogd, een ethisch man kunnen noemen.....
....Moerdjangkoeng noemt hem de Inlandsche bevolking, onder wie zijn glorieuse nagedachtenis nog voortleeft: de Major Djangkoeng.... Jan Coen was een waarlijk groot man, een Djangkoeng.
(Djangkoeng beteekent groot man in het Soendaneesch. Het woord moet afkomstig zijn van: Jan Coen).
Nog twee knipsels over de Coenherdenking elders.
| |
Uit de Java-Bode:
De viering in Bandoeng.
De herdenking van den dag, waarop Gouverneur-Generaal Jan Pietersz. Coen voor 300 jaar stierf, kon hier jl. Zaterdag uiteraard niet zoo indrukwekkend gevierd worden als te Batavia, van welke stad hij de stichter was en waar men dus meer herinneringen - in den vorm van monumenten en oude officieele bescheiden - aan deze groote figuur vindt, dan overal elders.
Maar toch gaf ook Bandoeng blijk van zijn meeleven met dit grootsche herdenkingsfeest door rijkelijk te vlaggen. Van alle militaire gebouwen wapperde de driekleur, terwijl ook de winkelbuurten met vele uitgestoken vlaggen een feestelijk aanzien hadden. Alleen bij de burgerlijke landskantoren bleef alles ‘gewoon’, zooals men weet, wegens de weifelende houding der Regeering, of de vlag half- dan wel heel-stok geheschen moest worden....
Zaterdagavond had in den Stadstuin nog een spontane huldebetuiging plaats, toen bij den aanvang der eerste bioscoopvoorstelling de beeltenis van Coen op het witte doek verscheen, welke door de talrijke aanwezigen met een daverend applaus werd begroet. Het strijkje speelde daarna het ‘Wilhelmus’, dat door de bioscoopbezoekers staande uit volle borst werd meegezongen.
Hier past een woord van lof voor de Stadstuin-Directie, wijl zij aan deze nationale huldebetuiging een ongezochte gelegenheid schonk om zich te uiten.
| |
Uit het Bataviaasch Nieuwsblad:
In de zaal der sociëteit ‘De Eendracht’ te Magelang heeft de Vaderlandsche Club een plechtigen herdenkingsavond gehouden, waarbij een honderdtal dames en heeren aanwezig waren. De heer Braun, voorzitter van den kring Magelang der V.C., opende den avond en noodigde uit tot het zingen van het eerste couplet van het ‘Wilhelmus’.
Daarna kwam aan het woord de heer Schutgens, die volgens het A.I.D. de herdenkingsrede uitsprak.
J. SCHOUTEN.
Kranslegging van het Algemeen Nederlandsch Verbond, door mr. A.B. Cohen Stuart, Lid van het Groepsbestuur. (Cliché D'Orient).
|
|