Behalve vele bestuursleden der ontvangende instellingen zaten mede aan Jhr. Mr. Beelaerts van Blokland, Minister van Buitenlandsche Zaken, Dr. W.J. Leyds, oud-Gezant van de Transvaalsche Republiek, Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, eerevoorzitter en Dr. J. Th. de Visser, eerelid van ons Verbond.
De algemeene voorzitter heeft in zijn tafelrede een beroep gedaan op de samenwerking van de Nederlanders en de Zuidafrikaansche stamgenooten tot handhaving en verbreiding der Nederlandsche beschaving in beider belang, en daarvoor de medewerking gevraagd van den nieuwen gezant.
Men behoeft nog niet een verwoed A.N.V.-strijder te zijn, om sterk onder den indruk te komen, van hetgeen thans geschiedt: een Gezantschap van Zuid-Afrika bij het Nederlandsche Hof. Van een zelfstandige mogendheid dus, als voortzetting der oude Hollandsche nederzettingen in het Zuiden van Afrika, voortzetting ook in dien zin, dat het Hollandsche element er de leiding heeft. Dat de Afrikaners zich ook van Nederland volkomen los gevoelen, een eigen natie vormen met een eigen taal, spreekt van zelf en doet niets af aan de afstamming, verzwakt dus ook niet de nauwe banden tusschen den jongen staat en het oude moederland.
Het is een feit van groote beteekenis, een feit, dat diep treft het hart van alle oprechte vaderlanders, dat thans een stamverwant land zijn Gezant hierheen zond, die ons toespreekt in onze gemeenschappelijke taal, die hierdoor, maar ook door allerlei andere dingen, kleinigheden soms, onmiddellijk toont een der onzen te zijn; en dat, wanneer straks het Zuid-Afrikaansche Gezantschap vlagt - Minister Beelaerts wees er op in zijn tafelrede - daar zal wapperen onze oude Geuzenvlag, waarop wij allen zoo trotsch zijn en die zeer velen gaarne ook als de Nederlandsche vlag van onzen tijd zouden zien aangewezen.
In langen tijd werd de groote beteekenis van een gezond, krachtig ontwikkeld stambewustzijn, de waarde daarvan voor ons vaderland en de verspreide deelen van onzen stam, ons niet zoo duidelijk voor oogen gesteld als in deze dagen.
d. K.