Neerlandia. Jaargang 33
(1929)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSurinameKoninginnedag.Het hoogtepunt van het Surinaamsche leven is zonder twijfel de Koninginnedag. Als een meteoor aan den hemel overstraalt deze dag het anders nogal vlakke en aan afwisselingen arme leven van onze bevolking. Wat er niet al voor den dag in den loop van het jaar gespaard en voorbereid wordt, wat er niet al, zoo noodig op de pof, wordt aangeschaft zou men niet gelooven. In het district, en al wat niet bij de kom van Paramaribo hoort is district, beginnen de voorbereidingen reeds vroeg. Wie maar eenigszins kan, zorgt vóór Koninginnedag in de stad te zijn. De balatableeders in de bosschen, de houtbewerkers, en vooral de dienstboden bij de families leggen hun werk neer en stroomen naar de stad. Uit Moengo komt een boot met 250 mijnwerkers, uit de Saramacca brengt de rivierboot de grondjesmenschen; de Boschnegers van de Boven-Suriname zijn reeds dagen van tevoren in grooten getale in de stad aanwezig en slungelen voor de winkels of staan voor de ‘ningredoro's’ van de Saramaccastraat, (poorten, die toegang geven tot de achtererven) te hangen in hun kleurige felle panjes. | |
[pagina 156]
| |
Indianen ziet men er meer dan anders. Heele families met zuigeling op de heup van de moeder in half steedsche, half Indiaansche kleeding wandelen onvermoeibaar door de straten, met een onbegrensde minachting voor al wat niet Indiaan is op hun gezicht. Maar wie werkelijk wil zien wat Koninginnedag beteekent, die moet eens een paar uren gaan kijken op het feestterrein, het betrekkelijk nieuwe Rietbergplein op Combé. Over het algemeen is dit een kalme buurt en in gewone dagen ligt het plein stil en verlaten in een groene strakke uitgestrektheid langs de rivier. Aan den eenen hoek wappert de vlag van het Commissariaat, aan den anderen staat het café Halikibe een kwijnend bestaan te voeren. Niemand, die het in zijn hoofd zal halen, door de blakerende zon daar te wandelen, of des avonds in het pikkedonker daar gekweld te willen worden door de overvloedige muskieten. Maar op Koninginnedag ontwaakt het plein uit zijn slaap. Dan komen er de tentjes en de kramen en de draaimolens en de glijbaan en de danstenten. Dan worden er heengesjouwd stoommachines van een eerbiedwaardigen leeftijd, die de draaimolens zullen moeten bewegen. Stapels brandhout worden er opgestapeld, palen en balken in den grond geramd voor de tentjes en kramen. Eenige ezelkarren verschijnen ten tooneele met de benoodigdheden voor de eettent van de Chineezen en andere tenten. Op den dag vóór Koninginnedag begint het feest. Bij het loeien van de sirene van 5 uur zetten met geweld het lawaai en de muziek in, die met uitzondering van den tusschenliggenden Zondag elken dag van 5 tot laat in den nacht leven en bedrijvigheid op het plein zullen brengen. De draaimolens beginnen met een snerpenden langgerekten fluitstoot hun draaierij. In de meer bescheiden tenten vormt een ratel van een Verkadeblik met enkele steentjes erin het meest integreerende bestanddeel van de muziek en men moet de volharding en het idealisme bewonderen, waarmee de bespeler aan dit instrument steeds nieuwe en verrassende geluiden weet te ontlokken. Over het wijde plein gaat een golf van vreugde en uitgelatenheid. Men kan er niet stil zijn. De auto's, die aan den hoek van het Commissariaat staan te wachten, bulken met kwakende klaxons of huilende boschhorens, de verkoopers schreeuwen hun waren uit en trachten door slaan op de tafels of het trommelen op een leeg blik de opmerkzaamheid tot zich te trekken. Boven op de glijbaan staan knechts te bellen en de ijskarren piepen op de ongesmeerde wielen een begeleiding tot het langgerekte: ‘Schaavijijijijijs’. (klemtoon op de laatste lettergreep)Ga naar voetnoot1). En dan het publiek! Britsch Indiërs met hun heele hebben en houden zijn er. De vader met zijn jongste spruit op den schouder en zijn langen stok in de hand schuifelt door de nauwe straatjes tusschen de tentjes door. Vrouw en dochters volgen, elkaar aan de hand houdende of elkaar toeschreeuwende met hun eigenaardige nasale klanken, die altijd den indruk van ruzie geven. De meest gedurfde kleurcombinaties ziet men er. Safraangele rokjes bij helgroene jasjes, overhuifd door een roze omslagdoek, die met een onnavolgbare bevalligheid om het hoofd gewikkeld wordt. En bij elke pas rinkelen en kletteren de munten en de zware zilveren arm- en voetbanden tegen elkaar in een fijn getingel. Javanen in hun zwarte wijde broeken scharrelen door de menigte heen en hun ‘boksGa naar voetnoot1) komen met vlugge dribbelpasjes achterna, in nauwsluitende keurslijfjes van vlammende kleuren en een wrong van gitzwart haar om hun fijne gezichten. Wijdbeens en met een goedgespeelde onverschilligheid in hun houding wandelen de Boschnegers door het gedrang met blauw geschilderde tropenhelmen op hun hoofd of een strooien hoed boven de zwarte tronies. Fel vlammen de breede streepen van hun nachtponvormige gewaden in de schelle zon, die haar laatste stralen over dit kleurrijk tooneel uitgiet. Indianen wandelen er in troepjes even zwijgzaam als in het bosch en op hun bootreizen, witte banden gesnoerd om de koperkleurige kuiten en twee lange zwarte vlechten op hun rug afhangend. En daartusschen door krioelen en jachten en hollen en dringen de stadskinderen, allen in nieuwe kleeren, allen met nieuwe petten en nieuwe schoenen, die nog niet goed passen. Koto-misies in de geweldige koto's zeilen als een fregat door het gedrang heen, baan brekend met de plankstijf gestreken koto. En dan valt als een fijne aschregen het donker plotseling over het plein, hult de rivier in sluiers en nestelt zich tusschen de hooge boomen bij de Waterstraat. Over het water heen twinkelen de lichten van de stad en van de booten, die er op stroom liggen. De danstenten ontsteken er het eerst hun carbidof gasolinelampen. Gauw volgen de draaimolens, die over een inrichting van een zeer ingewikkelde gasverlichting beschikken, die wit-blauw afsteekt tegen de petroleumlampjes, de lampions en stormlantaarns der kramen. De glijbaan is als een spook in den nacht. Schichtig flitst een bescheiden licht over de afschietende gestalten, uit het donker komend en weer in den nacht verdwijnend. De tafeltjes vooraan den weg vertonen een groote verscheidenheid van verlichting: Walmende ‘kokrolampoes’, stormlantaarns, een ganglamp met reflector, kaarsen in een flesch zonder bodem, lampions en wat maar als lichtbron kan dienen. Scherp snijdt het licht van de langsschietende auto's er door heen. Maar het lawaai vermindert niet. Wel wordt het aantal kinderen minder. Onverdroten gaat de muziek door. Onvermoeid slaat de trommelslager op zijn slachtoffer en kweelt de fluitist en rammelt de ratelaar. Onvermoeid en heesch zeurt en gilt de schaafijsverkooper en jengelt en leutert de verkoopster van pindakoekjes en schuimpjes. Glimmende vonken dwarrelen door den rook van de stoommachines, die uit hun korte schoorsteenen wolken van damp uitstooten, verlicht door de uitslaande vlammen. Het tentdoek van de draaimolens hangt als een spinneweb verlicht tegen den donkeren hemel. Vermoeide menschen hurken langs de slooten in het gras en sigaretten gloeien uit het donker. Onvermoeid galoppeeren de paarden in de caroussels en onvermoeid zijn de glijders op die eene glijbaan. ‘Schaafijs. Pindakoekjes! Stroop! Wan sensiewan! Koniverjari pasa!’Ga naar voetnoot2) Ergens begint men het schoone lied te zingen van ‘Halikibe leve hoog!’ | |
[pagina 157]
| |
Nauwelijks merkt men de eerste vuurpijl op, die sissend de lucht in priemt en het begin van het vuurwerk op het plein aankondigt. Schitterend berst de garve van gekleurde sterren open, hoog aan den donkeren nachthemel, en verlicht met een rustig licht de rij van statige palmen langs de Palmenlaan. ***
De Koninginnefeesten liggen nu achter den rug en het rustige leven kan weer beginnen. Dit jaar zijn de feesten bijzonder geslaagd. Zelfs, - eigenlijk een merkwaardig verschijnsel - was er uit Demerara een heele boot met nieuwsgierigen gekomen om in onze armlastige kolonie de feesten mee te vieren. De gasten zullen wel niet over een tekort aan belangstelling te klagen hebben gehad. Op den avond voor Koninginnedag werd na den fakkeloptocht, die ieder jaar wordt gevormd, een gondelvaart op de rivier met verlichte booten gehouden. Toevallig lag er een Fransche oorlogsboot op stroom, die hier kolen kwam innemen, en wij hebben aan de hoffelijkheid van de Franschen het mooie schouwspel van een schitterend verlichte oorlogsboot te danken. Het weer werkte zeer mee tot het welslagen van dezen avond, en op 't spiegelgladde water was de illuminatie bijzonder mooi. Ook de boot uit Demerara was verlicht en droeg tusschen haar masten een vlammende W. Onze koloniale boot hoefde echter voor geen van beide onder te doen, daar zij heel bijzonder versierd was met rood-wit-blauwe lampen langs de waterlijn en oranje lampions. Heel wat mededingers hadden hun best gedaan, om den eersten prijs voor de mooist verlichte boot machtig te worden en de gasfabriek had gezorgd voor een boot, die een verlichte fontein in beweging bracht. Na de druk bezochte parade was het hoofdnummer van den eersten dag een wedstrijd voor motor. Naast andere feestnummers mag zeker niet de reeks voetbalwedstrijden vergeten worden, gehouden tusschen een Demerara-elftal en verschillende Suriname-elftallen. Iets nieuws was dit jaar een winkelgalerij in de Societeit het Park. En altijd nieuw en verrassend blijft het vuurwerk, dat dit jaar bijzonder geslaagd is. |
|