‘Vijf minuten op Java.’
Het Hoofdbestuur der Nederlandsche posterijen, dat zulk een bewonderenswaardige voortvarendheid aan den dag gelegd heeft ter gelegenheid van de ‘Haagsche Conferentie 1929’, heeft de uitmuntende gedachte gehad, de groote buitenlandsche dagbladschrijvers in de gelegenheid te stellen, met Ned. O.-Indië te spreken. Dit radio-gesprek met het andere einde der aarde heeft bij de meesten hunner de verrassing bij het ontdekken van ons zoo weinig bekend land zeer versterkt. De heer De Gobart van de Brusselsche Soir schrijft in een opgetogen artikel over den vooruitgang der radiotelefonie in Nederland:
Wij stonden in bewondering voor die zoo duidelijke aansluiting over een afstand van 12.000 K.M., bijna het dubbele van den afstand Parijs - New York en zes maal heen en terug Parijs - Marseille, van waar men trouwens zoo moeilijk en zoo slecht telefoneert. De Gobart besluit zijn artikel aldus: ‘Wij, journalisten, die hier gedurende de lange conferentie van Den Haag telefoon en telegraaf gebruiken, wij weten, dat men in Holland weinig praat, niet overhaast te werk gaat, maar dat men nadenkt, dat men handelt en dat men het maximum resultaten verkrijgt. Wij kennen in der waarheid Holland en de Hollanders slecht!’.....
Onder het opschrift ‘Vijf minuten op Java’ beschreef ook de heer Gauvain dit gesprek in het Journal des Débâts. Toen Den Haag om 3 uur in den namiddag Java opriep, antwoordde Bandoeng terstond en de Fransche journalist kon de groeten der in Den Haag vereenigde Franschen overbrengen aan den Franschen consul-generaal te Batavia. Deze antwoordde onder het uitspreken van de beste wenschen der op Java en Sumatra gevestigde Franschen, ook voor de conferentie. ‘Ik kon (schrijft de heer Gauvain) over de conferentie niet veel goeds berichten (de stemming was toen weer eens erg gedrukt!), maar ik zeide hem, dat in elk geval de regelingen, die de pers en de plaatselijke ambten getroffen hadden, voortreffelijk waren. Het onderhoud werd aldus met volmaakte duidelijkheid van weerszijden gevoerd. De heer George Bernhardt van de Vossische Zeitung trad onder dezelfde omstandigheden in gemeenschap met den consul te Batavia. De bijeenkomst eindigde met een thee - natuurlijk van Java - waarbij wij het bestuur der P.T.T. hartelijk gelukwenschten met zijn inrichtingen.’
Zulke indrukken worden niet spoedig uitgewischt. Ze houden de belangstelling levendig en werken telkens na bij het schrijven, hetgeen van veel belang is, nu Indië zoo herhaaldelijk in de buitenlandsche pers ter sprake komt.