Afkeer van het Nederlandsch?
Iemand uit Rustenburg in Transvaal schreef eenigen tijd geleden in een provinciaal Nederlandsch blad over een paar handelsreizigers, die, in Zuid Afrika met hun waren gekomen, niet voort konden, doordat zij geen Engelsch spraken. ‘Met het hoognederlandsch (schreef hij) kan men bij de Engelschen niet terecht en het verwekt bij de Afrikaansche bevolking antipathie.’
Over deze zonderlinge uitlating hebben wij de meening van den voorzitter der Afdeeling Kaapstad van het A.N.V. gevraagd. Die geeft hij als volgt: ‘Wanneer een Nederlander, die geen “Afrikaans” kent, met een “Hollands sprekenden” Afrikaner praat, moet hij trachten, zich zoo eenvoudig en verstaanbaar mogelijk uit te drukken, anders kan de Afrikaner hem niet volgen. Drukt de Nederlander zich uit in “'n baie hoë Hollands”, dan zal de Afrikaner daarover niet boos of onaangenaam worden, doch hij zal 't misschien grappig gaan vinden en met de zaak verlegen worden. In zijn hart houdt de Afrikaner van Nederlandsch en hij hoort het gaarne. Wanneer men zich echter niet wil schikken naar zijn vermogen, om die taal te verstaan en te begrijpen, moet men natuurlijk de gevolgen dragen. Boos, onvriendelijk of onbeleefd wordt de Afrikaner in zulke gevallen echter niet.’
Het zou goed zijn, wanneer Nederlandsche bladen zulke onrijpe gevolgtrekkingen als die uit Rustenburg van den een of ander, die een blauwen Maandag in Zuid-Afrika geweest is, niet zoo klakkeloos opnamen.