Neerlandia. Jaargang 33
(1929)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZuid-Afrika | |
Dr. W.J. ViljoenGa naar voetnoot1)Dr. Viljoen is dood! Wij kunnen deze droeve waarheid nog niet beseffen. Zuid-Afrika verliest in Dr. Viljoen een zoon van geheel bijzondere begaafdheid: Nederland verliest in hem een warm en standvastig vriend en bewonderaar; zijn onmiddellijke omgeving moet een man missen, in wien vele aangename hoedanigheden vereenigd waren, terwijl tallooze mannen en vrouwen in alle lagen van onze samenleving, en hierbij reken ik ook onze kleurling- en naturelle-onderwijzers, studenten en leerlingen, zijn heengaan betreuren, omdat zij, ieder persoonlijk, gevoelen een getrouwen vriend verloren te hebben. Voor het Algemeen Nederlandsch Verbond is het heengaan van Jacobus Willem Viljoen een groot verlies. Het was hem steeds een voldoening te kunnen vermelden, wat het Verbond, dank zij den geestdriftigen jongen Afrikaner krachten, in Zuid-Afrika, in de Kaap, tot stand heeft gebracht. Dr. Viljoen is steeds een ijverig lid geweest en zeer dikwijls was hij aanwezig bij onze gezellige bijeenkomsten, terwijl hij bij belangrijke gelegenheden nooit ontbrak. De beminnelijke persoon, de begaafde redenaar, de geestige spreker, die over elk onderwerp in het schoonste Nederlandsch of in het meest onberispelijke Engelsch, het juiste woord wist te zeggen, was een sieraad in elk gezelschap. Zijn kennis van onze Nederlandsche letterkunde was volkomen en zijn liefde voor onze taal was een bezieling voor velen. | |
[pagina 139]
| |
Ik ben er van overtuigd, dat het zaad, door Viljoen met kwistige hand gestrooid, niet verloren zal gaan. De liefde voor onze taal en letteren leeft in vele Afrikaner harten. Ik verwijs naar de voortreffelijke grafrede van den nog steeds krachtigen en geestdriftigen professor Moorrees, waar hij zei: ‘Als hoogleeraar in moderne talen verstond hij de kunst door zijn heldere en levendige voorstelling, zijn geestige opmerkingen en tintelend vernuft, zelfs de doode spraakkunst belangwekkend te maken. Maar vooral blonk hij uit als onderwijzer in de Nederlandsche letteren. Van de degelijkheid van dat onderwijs heb ik persoonlijk als examinator in het Nederlandsch, overvloedige bewijzen gehad. Hij was dan ook diep doordrongen van de schoonheid van de klankvolle en rijke Nederlandsche taal en zijn fijn taalgevoel stelde hem in staat haar met een gemakkelijkheid, juistheid en sierlijkheid te gebruiken, die uiterst zelden bij iemand, die geen geboren Nederlander is, wordt aangetroffen. Als lid van het Hoofdbestuur van den Z.A. Taalbond heeft hij aan dat lichaam, en daardoor aan zijn volk, onschatbare diensten bewezen......’ Ook Moorrees is een der mannen, aan wie Zuid-Afrika het behoud van de taal te danken heeft. De gelederen der oude voorvechters worden steeds dunner, doch jong Zuid-Afrika verblijdt zich in het bezit van een eigen taal, het Afrikaansch, voortgesproten uit het Nederlandsch en dat weer meer en meer één wordt met de prachtige taal der voortrekkers. De zonen der oude boerenfamilies in de Kaap, zooals Viljoen, Moorrees en zoovele anderen, kennen en huldigen het Afrikaansch, doch zijn tevens doordrongen van de waarheid, dat Nederlandsch de moedertaal is en moet blijven en dat het een voorrecht is, dat wij ongehinderd uit de rijke bronnen der Nederlandsche letteren kunnen putten. De historische Groote Kerk heeft zelden zulk een groote menigte bevat als ter gelegenheid van den plechtigen dienst voor de begrafenis van Dr. Viljoen. Daar waren ministers, senators, parlementsleden, professoren, bisschoppen, rabbijnen, predikanten, officieren en alle mogelijke waardigheidsbekleders, consuls van alle landen, leden van de British Association, leeraars en onderwijzers en vertegenwoordigers van alle openbare lichamen, allen luisterende naar de in sierlijk Nederlandsch uitgesproken predikatie van den bejaarden Ds. J.P. van Heerden, en de reeds gemelde schitterende rede van Moorrees, afgewisseld door een korten biddienst van den Anglicaanschen Aartsbisschop Carter, in vol ornaat, in het Engelsch. In de straten, mijlen lang, stonden tallooze leerlingen, aan beide kanten opgesteld, uit vele scholen en de burgers van Kaapstad, blanken, kleurlingen, zwarten, eerbiedig, ordelijk, diep-ernstig, in hun duizendtallen. Door zulk een haag van droeve menschen baande zich de motor-lijkkoets, gevolgd door eenige auto's met kransen, en een zestigtal motorkarren met rouwdragende vrienden, een weg naar het Woltemade-kerkhof, waar een talrijke en eerbiedige schare, waaronder de weduwe, haar dochter en twee zonen luisterde naar de lofreden, den overledene toegebracht door Sir Carruthers Beaty, principaal van de Universiteit van Kaapstad en andere sprekers. Onder de ruim 150 kransen was ook een fraaie bloemenhulde van het bestuur van het A.N.V. J.L. SCHOELER. |
|