Nederlandsch-Romeinsch recht.
De meeste Nederlanders zijn zoo vol bewondering voor instellingen van grooter volken, dat het betoog in Martinus Steyn Vorsters belangrijk academisch proefschrift (zie Neerlandia van Juli) menigeen stijf van verbazing moet slaan.
En toch is Nederland ook in het recht leider geweest, zoodat het nog door anderen kan worden nagevolgd.
Dat erkennen niet alleen zij, die aan een Nederlandsche hoogeschool hun kennis opdeden. Sir Rose-Innes, voormalig hoofdrechter van de Zuidafrikaansche Unie, heeft onlangs voor een uitgezocht gehoor van hoogleeraren en studenten op een te Stellenbosch belegde vergadering van de ‘Juriediese Vereniging’ verklaard: ‘Die Hollanders het in hul glansperiode die sluitsteen gelê in 'n regstelsel (die Romeins-Hollandse reg, wat ons gemene reg in SA is) wat volgens mij nederige oordeel alleen behoef agteruit te staan vir die van Rome’.
Sir James vermaande zijn hoorders, het Romeinsch-Nederlandsche recht zuiver te bewaren en niet door andere invloeden te laten verzwakken. Zuid-Afrika was de eenige erfgenaam van dat stelsel geworden. In Britsch Guyana was het vervangen door het Engelsche recht. Op Ceilon bedreigen Oostersche en Engelsche invloeden het met ondergang. In Zuid-Afrika evenwel had het wonderbaar wortel geschoten; de Code Napoleon op het Engelsche recht had het niet kunnen verdringen.
Deze uitspraak heeft waarde. Sir James Rose-Innes wordt als een der grootste hedendaagsche rechtsgeleerden beschouwd; aldus getuigde prof. dr. W.M.R. Malherbe, hoogleeraar in het Romeinsche recht aan de Universiteit van Stellenbosch aan het slot van bovengenoemde bijeenkomst.