De Jeugd der Taal.
Welk een voorrecht jong te zijn! De wereld te zien als nieuw; als een paradijs; te mogen eten van alle boomen, ook van dien der kennis! Verwachtinge te mogen opstellen; plannen te mogen maken; toekomst te hebben!
Het jonge Afrikaansch ziet de wereld voor zich open. Uit de oude beschavingen kan het zich vormen en verrijken. Men ziet het groeien. Dichters zoowel als mannen der wetenschap kleeden hun gedachten in het Afrikaansch.
Jeugd heeft ook plichten tegenover zichzelf. Een der moeilijkst te vervullen plichten is die van het kiezen van haar leermeesters. In dit opzicht kan het Afrikaansch nog ervaring opdoen. Dr. F.E.J. Malherbe, die, als examinator bij de jaarlijksche taalexamens, er iets van kan weten, merkt in het uitmuntende Zuidafrikaansche blad Die Huisgenoot op, dat het beschavingspeil der scholen niet zoo flink stijgt, als men zou wenschen; klaagt, als beoordeelaar van boeken, dat daarin dikwijls gemis aan cultureel uitdrukkingsvermogen, ook beperkt inzicht, geringe verbeelding zich verraden. Dankbaar is hij wegens de steeds toenemende Afrikaansche boekenvoortbrengst doch naar zijn meening blijkt daaruit te weinig van Nederlandsche studie. Ten opzichte van begripsafbakening, bijvoorstelling en gevoelswaarde kan het Afrikaansch, zegt hij, veel leeren uit het hooger ontwikkelde Nederlandsch.
‘Ons ontwikkeling op geestelike, wetenschappelike en tegniese gebied gaat met reusespronge en die taal van 'n boerebevolking moet nou plotseling diens doen as hipermoderne middel. Is dit dan 'n wonder dat ons nie meer te vreede kan wees met wat voldoende is in een taalkring nie, dat ons dikwels moet soek na die juiste woord en uitdrukking, na volmaakte klankkombinasie wat die kernbegrip, die bijvoorstelling, die gevoelswaarde op die meest doeltreffende wijse kan uitbring? Op doeltreffendheid komt dit aan. Overal en ook in de taal. En waar dit inheemse woord en uitdrukking kortkom aan doeltreffendheid moet daar ontleen word. En nou aan watter bron kan ons beter drink as aan die klare diepe bron uit Nederlandse aarde, gevoed deur diepe are van heel Wes-Europa? Hoeveel gesonder vir ons volkslewe as die goedkoop oorgieting met Engelsche gieters!’
De zoekende jeugd verontrust zich, zegt dr. M., dat de Afrikaansche letterkunde niet zoo sterk vooruit gaat en bloeit als zij wenscht en hoopt. Dr. Malherbe neemt een duizendtal studenten in het Kaapsche onderwijsmiddelpunt tot maatstaf van verlicht nationaal streven. Die willen, schrijft hij, meer uitzicht, meer leiding op allerlei gebied van wetenschap en kunst. ‘Die Voortrekkersbeskawing is 'n blijvende inspirasie van lewensdurf. Maar wie vandag boerderijmethoden van die voorgeslag verdedig is 'n dwaas’. Zoo gaat het ook met de hoogere geestelijke dingen:
‘Die nieuwe leus moet wees: meer kennis en insig en genot. Deur watter “vreemde” middel kan ons dit beter verkrij as deur Nederlands, wat nie meer vreemd mag wees nie?.... Laat ons niewe inspirasie put uit die beste werke van alle literature, en daarbij veral nie vergeet om die vele naarstige werkers in Holland en Vlaandere ons ten voorbeeld te stel nie. Insig in die literêre wese van verskillende tijdperke, maar veral in die studie van hoe die hedendaagsche probleme in Europa behandel word om in kuns zuiwer gestalte te vind, en hoe daar in die kuns die essensiële afspieëling is van wat die individu en die