Een Afrikaansch-Nederlandsch feestmaal.
‘Wanneer wij denken aan beschavingsinvloed en cultuur, dan is Nederland een van de grootste landen in de wereld’, zei dr. W.J. Viljoen, directeur van Onderwijs in de Kaapkolonie, aan een feestmaal, dat bij het vertrek van den consul der Nederlanden, den heer P.A. van Buttingha Wichers voor hem en zijn echtgenoote in het City Mansionshotel te Kaapstad was aangericht. De heer J.L. Schoeler, voorzitter der afd. Kaapstad van het A.N.V., zat voor en zestig dames en heeren Nederlanders en Afrikaners, allen leden van het Algemeen Ned. Verbond, namen aan dezen uitmuntend geslaagden maaltijd deel. Uit de toespraken klonk leedwezen over het vertrek van den zoo verdienstelijken consul, wiens heengaan door den heer Schoeler, Mevrouw Jac. Loopuyt, ondervoorzitster van het A.N.V. en dr. F.C.L. Bosman een groot verlies werd genoemd. De heer Wichers en zijn gade, zeiden deze laatsten, hadden altijd aan de Nederlandsch-Afrikaansche samenleving het beste gegeven.
De heer Wichers herdacht in zijn antwoord den voorspoed der Nederlandsche kolonie.
Het verheugde hem bijzonder, dat Nederlanders op een voorpost van Nederlandse kultuur bijdragen tot groei en bloei van Zuid-Afrika. ‘Op het etiket van nationaliteit komt het niet aan, zei spr., zoolang er maar een trouwe genegenheid voor den geboortegrond bewaard blijft’. Hij herinnerde aan den dag van zijn aankomst. De eerste ontvangst geschiedde toen door het Algemeen Nederlandsch Verbond en de Oranje Club, onder voorzitterschap van oud-President Reitz. ‘Na vier jaren is het duidelik voor spreker, hoe onze landgenooten den band van genegenheid tusschen ons en Zuid-Afrika aanhouden’. Vele Nederlanders zijn Afrikaners geworden en toonen metterdaad, dat zij Nederland en Zuid-Afrika kunnen lief hebben. Hij eindigen met de Afrikaanse leus ‘Alles ten beste’.
In een persgesprek wees de vertrekkende consul op de mogelijkheid van uitbreiding der handelsbetrekkingen tusschen Nederland en Zuid-Afrika. Hij noemde Nederland een belangrijk afzetgebied voor Zuidafrikaansche voortbrengselen en achtte de benoeming van een Zuidafrikaansche handelscommissie in Nederland zeer gewenscht.
Dr. Viljoens toespraak sloot zich bij die van den heer Wichers gereedelijk aan.
Ofschoon Nederland met zijn 57 millioen inwoners meetelt onder de groote volken, beteekent, zei Dr. Viljoen, de grootheid van een volk veel meer. Dat het tegenwoordige Nederland nog in één adem genoemd mag worden met dat, hetwelk aan Zuid-Afrika het aanzijn heeft gegeven - daarvan scheen echter de geachte spreker nog niet heelemaal zeker. ‘Holland behoeft zich nog niet te schamen, vooral niet op het gebied van de luchtvaart’, zei hij. In dien vorm klinkt zijn lof niet uitbundig. Maar Afrika is ver en de tijd gaat snel hier in het Noorden. Wij zijn overtuigd, dat de hooggeachte onderwijsman, indien hij zich zijn straks ingaande ambteloosheid wil ten nutte maken, om Nederlands vooruitgang van de laatste 25 jaren te bestudeeren, zal bevinden, dat ons land nog in vrij wat meer dingen dan alleen de luchtvaart veel grooter volken begint voorbij te streven.
Leden, werft Leden!