De kracht van het ras.
In Die Burger deelt de heet H.B. Crous zijn indrukken mede van zijn verblijf in het kamp van Gamkarab, waar de, uit Angola getrokken, Boeren gehuisvest zijn. Uit dit verhaal blijkt, dat deze stamgenooten heel de kracht van het ras behouden hadden, ondanks den langen duur van hun verblijf in die Portugeesche kolonie.
Het afscheid viel zwaar. Angola is een vruchtbaar land met water in overvloed, groententuinen, vruchtboomen en wild. En de graven der dierbaren bleven achter. Maar het moest; de verdrukking door het Portugeesche bestuur kon niet langer worden geduld. Verwonderlijk was het, zoo volkomen als de Afrikaners in al dien tijd hun volkseigen hadden bewaard. ‘Die mense bring 'n skoon Afrikaanse taal met hulle saam’, zegt de schrijver, ‘en daarby bring hulle skone zedes saam.’ In hun scholen, trouwens, waren de onderwijzers door henzelf gekozen; maar zelfs zij, die geen onderwijs genoten, spreken met mooie, volledige zinnen. Hun voornaamste boeken zijn de Bijbel en het gezangenboek en daarvan wordt wel degelijk gebruik gemaakt. Na vijftig jaren van rondzwervens in een vreemd land, weg van de Afrikaansche omgeving, ver van de groote kerken wisten de Boeren ook hun godsdienst onveranderd te houden. ‘Die mense is oor die algemeen nog erg Afrikaans’, zegt de schrijver en hij beschouwt hun komst als een aanwinst voor Zuidwest. Voor henzelf was de overplaatsing noodig, daar het ras gevaar liep door familiehuwelijken te verzwakken. Voor de Zuidafrikaansche unie echter is het van groot belang, dat de blanke bevolking tegenover de inlandsche versterkt wordt en geen betere versterking kon het Afrikaansche volk ontvangen dan van deze aan land en klimaat gewende, tegen alle bezwaren en gevaren van het leven toegeruste en geharde kolonisten.