Zuid-Afrika
Heldenavond.
Te Kaapstad is ‘helde-aand’ weder met geestdrift gevierd.
De heer Jordaan, hoofd der Afrikaansche hoogeschool, zette het doel der samenkomst uiteen, de Administrateur de heer A.P.J. Fourie sprak over ‘Onze Jan’ (Jan Hofmeyr) en prof. M.C. Botha over President Kruger, President Steyn en gen. De Wet. Zij deden uitkomen, wat deze groote mannen voor Zuid-Afrika konden doen, doordat zij zichzelf trachtten te zijn. Vóór ‘Onze Jan’ op het tooneel was verschenen, had de Afrikaner een minderwaardige plaats in de samenleving en werd zijn taal niet erkend. Aan zijn volharding en overwicht was de invoering der wet van 1882 te danken, welke aan het Hollandsch naast het Engelsch gelijke rechten toekende. Ons heldentijdperk, aldus ongeveer prof. Botha, ligt nog te kort achter ons. De dag zal aanbreken, dat de daden der volkshelden een grooter deel van ons volksleven zullen uitmaken.... ‘Die ideale en die lewes van die helde moet ook nog vandag ons volk inspireer. Op die hegte fondament, waarop hul gebou het, moet ons voortbou.’
In die woorden ligt heel de toekomst der Afrikaners besloten. Zoolang zij hun groote leiders uit den vrijheidsstrijd blijven vereeren en eendrachtig samenwerken, behoeven zij geen bedreiging van hun zelfstandig volksbestaan te duchten. ‘Krüger en Steyn het uitstekend saamgewerk’, zei prof. Botha, ‘vandaar dat hul instaat was om so baie vir hul volk tot stand te bring.’
Deze heldenvereering onderhoudt het heilig vuur; herinnert het opgroeiende geslacht aan zijn plicht en zijn recht, een eigen toekomst te bouwen op de grondslagen, door de groote voortrekkers gelegd.