gulden zal vergen. Het Suezkanaal heeft omstreeks 800 millioen francs gekost. Dit bedrag is echter bezwaarlijk meer in de muntwaarde van onzen tijd uit te drukken.
De heer Lely vertelde zijn hoorders, dat Nederland thans met een tiende van zijn bebouwbaar oppervlak wordt vergroot, wat diepen indruk maakte. Ook werd men getroffen, toen de lantarenplaatjes en rolprenten der ‘Maatschappij tot uitvoering der Zuiderzeewerken’, die hij had meegebracht, aanschouwelijk maakten, hoe ons volk zijn veroveringsoorlog tegen de zee voert; hoe een dijk wordt aangelegd; hoe baggermachines den grond voor het dijklichaam uit de zee zelf halen; hoe de zinkstukken gelegd, het zand gestort wordt. Aldus begon het verhaal van Nederlands eeuwenouden strijd tegen het water voor den vreemdeling te leven en verkeerde een nauw begrepen verwondering in ontzag.
Zoo sprak deze onderneming tot de verbeelding; de heer Lely kon onmiskenbaar bespeuren, dat de Amerikanen de hier ontplooide werkkracht bewonderen en dat het kloeke besluit van 1918 de belangstelling voor Nederland in Amerika, die in de laatste jaren reeds zeer groot is, aanmerkelijk heeft doen toenemen.
De meeste profeten zijn vol ongeduld; zou dat de reden zijn, waarom zij in hun eigen land niet geëerd zijn ? Deze profeet is dat wel - de staatkunde leerde hem wachten. Ook was hij overtuigd, dat een groot landsbelang als dit moet rijpen; rustpoozen als de politiek ongewild schiep, werden gebruikt voor propaganda, voor lezingen, voordrachten, artikelen in de pers. Een teeken, dat het denkbeeld had post gevat, was de ervaring met de bepaling, die de heer Lely in het ontwerp van 1916 had moeten brengen, waarbij de uitvoering van het militaire gezag afhankelijk werd gesteld. De minister redeneerde ongeveer zoo: de uitvoering van een zoo belangrijk nationaal werk mag niet afhankelijk zijn van den wensch van enkele ministers; wil het volk ze, dan zal het zelf tegen deze bepaling opkomen. Zoo liep het ook. Generaal Eland schreef in zijn, bij het V.V. op het ontwerp van 1918 gevoegde, nota: ‘Maar dat de militaire autoriteit de macht zal verkrijgen, het grootsche werk zoo lang te vertragen, als zij goed vindt, dat zal toch wel door bijna niemand worden goedgekeurd.’ Minister Lely vond in den leider van het kabinet van 1913, mr. Cort van der Linden, een krachtig voorstander; Oorlog noch Financiën maakte toen meer bezwaar en de volksvertegenwoordiging verwierp het niet meer toelaatbare voorbehoud.
***
De volkskracht was trouwens zeer toegenomen en wat nog veel meer zegt: het volk had die kracht leeren kennen. Toen het eerste ontwerp werd ingediend - door minister A. Heemskerk in 1877 - telde Nederland ongeveer 4, thans 7 millioen inwoners. In dien tijd brachten de Rijksmiddelen gemiddeld ruim 91 millioen in het jaar op, nu omstr. 500 millioen. Ook in de tweede helft der negentiende eeuw zijn groote werken uitgevoerd: spoorwegen en havens aangelegd, kanalen gegraven, rivieren verbeterd; deels echter omdat er genoeg te doen was, meer nog misschien om het geweldige bedrag der kosten, deinsde de voorzichtige Nederlander voor het grootste, maar tegelijk vruchtbaarste en, zooals in den wereldoorlog bleek, noodigste nationale werk terug. De crisistijd leerde ons met millioenen omgaan. De kosten, over een dertigtal jaren verdeeld, bleken slechts de helft der crisisuitgaven van één oorlogsjaar. Konden wij deze opbrengen, dan bestond er wel een winstgevender belegging voor onze millioenen! Het volk wilde de onderneming; zelfs de visschers riepen ten slotte ‘Maak 'm droog’ (dr. Beekman in de Groene). - Op 14 Juni 1918 stond de wet in het Staatsblad.
Hoe de bezwaren van ‘Oorlog’ overwonnen werden, is wellicht niet algemeen bekend. ‘Oorlog’ vreesde voor belemmering bij de onderwaterzetting der Hollandsche waterlinie. Dr. Lely ontwierp nu het IJmeer in verband met een verdiept en verbreed Noordzeekanaal en de nieuwe sluis te IJmuiden voor het snel binnenlaten van de zee. Amsterdam denkt wellicht, dat de spoedige uitvoering der verruiming van dat kanaal alleen voor zijn scheepvaart geschiedt. Dit groote werk wordt echter mede snel uitgevoerd in nauw verband met de afsluiting der Zuiderzee. De eene zee wordt afgesloten, de toegang tot de andere wijd geopend.
En zoo begint Nederland het nieuwe tijdvak der geschiedenis goed. Het heeft terstond begrepen, dat er na den oorlog hard gearbeid zou moeten worden en het heeft de schouders gezet onder de zwaarste taak, waartoe het in staat was. Zoo groote inspanning ontplooide het volk alleen gedurende en na den druk van den tachtig jarigen oorlog. De ongewone bloei, die toen volgde, bevat een voorspelling van de toekomst, die Nederlands vereende krachten ook thans weer kunnen scheppen.