De reis van den Hertog en de Hertogin van Brabant naar Ned.-Indië.
De Kroonprins van België is met zijn gemalin op reis naar Ned.-Indië.
Het is geen officieel bezoek. De Kroonprins, die eenmaal waarschijnlijk ook over de Belgische Congo zal regeeren, wenscht zijn kennis van het besturen van koloniën uit te breiden en heeft daarvoor Ned.-Indië uitgekozen.
Dit is een uiterst sympathiek gebaar, vooral in de tegenwoordige omstandigheden ook een zeer gelukkig gebaar.
De Nederlander lijdt niet aan zelfoverschatting - het vreemde is in zijn oogen zoo gauw beter dan het eigene - weet zeer goed, dat aan het bestuur van het schitterende Tropische Nederland gebreken kleven, vooral ook dat er fouten gemaakt zijn, maar hij weet niet minder goed, dat Nederland in Indië prachtig werk heeft gedaan en nog doet, en zulks niet alleen om het gebied tot economischen bloei te brengen - waarbij immers naast de inlandsche ook de Nederlandsche belangen in groote mate betrokken zijn - maar ook voor de geestelijke ontwikkeling en de lichamelijke verzorging der inlandsche volken.
Dat de Kroonprins dit alles weet en erkent, maakt in Nederland een bizonder gunstigen indruk, die een krachtig tegenwicht vormt voor het aanhoudend gestook uit sommige Belgische kringen tegen Nederland.
Men mag verwachten, dat het gevolg ervan zal zijn: een mildere stemming in Nederland, onontbeerlijk bij de moeilijke onderhandelingen over een nieuw verdrag, evenzeer als hartelijke tegemoetkoming van Belgische zijde.
In Indië zal men zich beijveren het verlangen van den Hertog van Brabant, om veel te zien en veel te leeren, te bevredigen. Maar laten dan toch die allen, hooger en lager geplaatsten, ambtelijke en niet ambtelijke personen, zich altijd bewust zijn van het feit, dat de gasten van Indië ditmaal zijn de Kroonprins en de Kroonprinses van een land, voor meer dan de helft bewoond door stamgenooten van het Nederlandsche volk, wier taal de Nederlandsche is en, naast de Fransche, de ambtelijke landstaal. De Kroonprins is er zich ten volle van bewust, dat daarom van hem verlangd mag worden de Nederlandsche taal volkomen te beheerschen, wat Z.K.H. dan ook doet. Het is mitsdien geenszins noodig uit beleefdheid Fransch te spreken. De Kroonprins zal het integendeel zeer natuurlijk vinden en waardeeren, dat de omgangstaal met hem in Nederlandsch-Indië het Nederlandsch is.
Men voorkomt daardoor bovendien zich belachelijk te maken en draagt het zijne bij tot hooghouding onzer taal.
de K.
Kalender Groot-Nederland 1929.
Zij, die dezen fraaien kalender nog niet bestelden, dienen zich te haasten. De oplaag is bijna uitverkocht.