Nieuwe Bladen en de ‘Handhawers’.
In Natal, het Engelsche, naar 't heet, steeds meer verengelschende Natal, is een Nederlandsch blad verschenen, ‘Die Voortrekker’, orgaan van de Ned. Geref. Kerk in Natal. Geen wonder, dat wij deze uitgaaf met ingenomenheid begroeten. De leiding is in handen van een commissie, bestaande uit de heeren ds. J.E. van Heerden (vz.), G.S. Nienaber (secr.), ds. G. Besselaar, ds. I. Greyling en Eerw. Esterhuizen. Er was een gemeenschapsmiddel noodig, evenals in de Kaapprovincie, Transvaal en den Vrijstaat de kerkelijke gemeenten een eigen blad hebben; ‘Die Voortrekker’ wil ‘inkruip in ons huise, om die ou lied uit die Bijbel daar te laat hoor.’ Niets bevordert zoo eenheid en samenleven als een gemeenschappelijke geloofsovertuiging en men wenscht het nieuwe blad daarom een ruime verspreiding.
Uit de maandkroniek blijkt, dat er in Natal meer Afrikaansch wordt gesproken, dan men meestal aanneemt. Ambtenaren, onderwijzers, vooral de fabrieksbevolking en het spoorwegpersoneel zijn, volgens Die Voortrekker, voor meer dan de helft Afrikaansch sprekend. Pieter Maritzburg telt bij de 4000 Afrikaners; te Durban en omstreken wonen er naar schatting ongeveer 6000. ‘Hier is glad nuwe toestande’ schrijft het blad ‘en hulle het maar de laatste jare so ontwikkel.’
In den Vrijstaat verscheen eveneens een nieuw Dietsch blad ‘Die Wagtoring, tijdskrif vir bevordering van die Kalvinisme’. Mede een bevestiging Van de samenbrengende kracht van het geloof. ‘Handhavers’ der Afrikaansche taal kunnen uit de oprichting van deze bladen moed putten, om den strijd voor hun taal nu, minder dan ooit op te geven.
In de jongste vergadering te Pieter-Maritzburg van den ‘Afrikaner Handhawersbond’, waarvan Die Afrikaner van 24 Juli verslag geeft en die goed bezocht was, gaf Adv. Jansen een overzicht van het in- en uittrekken van Afrikaners in Natal. Omtrent dertig jaren geleden was er in Durban geen half dozijn Afrikaners; de oorlog met Engeland bracht een groot aantal er heen en na den wereldoorlog was er een nieuwe instrooming. Spr. drong aan op samenwerking, om het Afrikaansche karakter der binnenkomenden te behouden. ‘Laat ons handhaaf!’ zeide hij, ‘Om te handhaaf beteken om iets in stand te hou, iets te beskerm. Ons moet ons Afrikanerskap handhaaf. Om Afrikaners te wees beteken meer as wat ons soms dink: ons moet getrou wees aan ons Godsdiens, ons tradiesies, ons taal, ons sedes en ons geskiedenis.’
De voorzitter, de heer J. Ferreira, wees erop, ‘dat ons ou klein Afrikanervolkie dit niet kan bekostig om één enkele lid verlore te laat gaan nie. Hulle weet dat iedere jong Afrikaner wat afdwaal en vervreem net so 'n verlies vir ons volk is as wat die verlies van 'n vinger of ander ledemaat vir die liggaam is.’
Als voorbeeld van opofferingszin werd op deze bijeenkomst medegedeeld, dat iemand, die onbekend wenschte te blijven, aangeboden heeft, een jaar lang voor twintig minvermogende leden het onderwijs te betalen, dat de Y.M.C.A. in lichaamsoefening verstrekt, om daardoor de eenheid onder Afrikaners in Natal te bevorderen. Het hoofddoel van den bond is, middelen en gelegenheid te scheppen, om jonge Afrikaners te helpen, trouwe Afrikaners te blijven: van zeden, van godsdienst, van levenswijs, van ontwikkeling. Hartelijke waardeering verdient vooral adv. Jansen, die ondanks zijn drukke bezigheden als parlementslid veel tijd aan dit werk geeft. ‘Niks sal help’, zei de predikant Erlank terecht, ‘as ons nie almal die skouer aan die wiel set en help om oor die bulte te kom nie.’