bepaling, die het gebruik van het Nederlandsch toelaat, van het Fransch zouden bedienen.
Punt twee.
Ten tweede zouden Nederlandsche hoogleeraren tijdelijk aan instellingen in het Nederlandsche taalgebied in België, waar door middel van de Fransche taal onderwijs wordt gegeven, verbonden kunnen worden en daar hun wetenschap door middel van het Fransch meedeelen. Is het noodig aan te toonen, dat daarmee een wezenlijke schade aan de hoogste nationale belangen zou worden toegebracht? In België bestaat een machtig vooroordeel, dat het Nederlandsch een taal is van lagere orde, ongeschikt voor wetenschappelijk gebruik, Nederlanders, die aan dat vooroordeel mochten toegeven, zouden terecht de diepe ontstemming wekken van die talrijke Vlamingen, die voor de ontvoogding van onze gemeenschappelijke taal in België strijden, en zij zouden een natuurlijke gelegenheid om 't Nederlandsch aanzien buiten de staatsgrenzen te verheffen, verruimen. Men zie de belangrijke rede door den heer De Swarte in Februari in den Belgischen Senaat gehouden.
Punt drie.
Ten derde zouden uit België verfranscht-Vlaamsche hoogleeraren naar Nederland kunnen komen om aan onze studenten het voorbeeld te geven van verwaarloozing en minachting van onze gemeenschappelijke moedertaal.
De Regeering moge er mitsdien voor waken, dat de uit te zenden Nederlandsche professoren zich in Vlaanderen en de Vlaamsche zich in Nederland uitsluitend van de Nederlandsche taal bedienen.
Het zou mitsdien groote bevrediging hebben gegeven, wanneer het Verdrag opgesteld ware in een vorm, waardoor de mogelijkheid van het genoemde drievoudige misbruik werd uitgesloten. Nu dit niet het geval is, meent het Hoofdbestuur toch nog dat het Verdrag als alleruiterst minimum van hetgeen ten nutte van de Nederlandsche beschaving verwacht mocht worden, dient aanvaard te worden. Het Hoofdbestuur heeft in het algemeen genoeg vertrouwen in de innerlijke kracht van onze Nederlandsche cultuur, om aan te nemen, dat zij zich, in weerwil van de aanslagen harer vijanden en belagers, in aanraking met andere culturen zal doen gelden.
Bovendien verwacht het Hoofdbestuur, dat de openbare meening in Nederland met de vraagstukken, waarop het hierbij aankomt, tegenwoordig voldoende vertrouwd is en bovendien genoeg zelfbewustzijn en eergevoel bezit, om op een uitvoering in gezond Nederlandschen zin aan te dringen.
Dit neemt evenwel niet weg, dat het tot geruststelling zal strekken, wanneer zoowel bij de schriftelijke als bij de openbare behandeling van het Verdrag, dank zij den aandrang uit Uw midden, de Regeering zal willen doen blijken van haar verlangen naar de uitvoering van het Verdrag in dien zin.
Het Hoofdbestuur meent, dat dit het gereedst zal kunnen geschieden door een opheldering omtrent artikel IV van het ontwerp-verdrag, waardoor het gevaar, door ons onder punt één genoemd, ondervangen wordt. Daar artikel IV bepaalt, dat in de voltallige vergaderingen der Technische Commissie en bij de briefwisseling tusschen de Nederlandsche en Belgische afdeeling zoowel de Nederlandsche als de Fransche taal gebezigd zal kunnen worden, is de vrees geuit, dat de Belgische regeering onder haar gedelegeerden maar één Nederlandschonkundige behoeft te benoemen om de hier zoo uitdrukkelijk vastgestelde vrijheid tot een illusie te maken, aangezien de Nederlandsche gedelegeerden zich alsdan uit een verkeerd begrip van wellevendheid of om de beraadslagingen niet door het gebruik van een tolk te bezwaren, verplicht zouden kunnen achten Fransch te spreken of zelfs te schrijven. Men mag aannemen, dat bij de onderhandelingen over het Verdrag van Nederlandsche zijde aangedrongen is op het uitsluitend gebruik van de Nederlandsche taal voor de Technische Commissie, die immers uit Nederlanders en burgers van het ten deele taalverwante België zal zijn samengesteld, een commissie bovendien, welker werkzaamheden zullen liggen op een terrein, waar die taalverwantschap natuurlijkerwijze van zoo groot belang is, en dat de vrijheid om Fransch te gebruiken slechts toegestaan is om tegemoet te komen aan zekere moeilijkheden van Belgische zijde, welke het onnoodig is nader aan te duiden.
Men mag verder aannemen, dat het ook in België als een tekort in wellevendheid zou worden beschouwd, indien België in de Technische Commissie een Nederlandsch-onkundig lid benoemde. In elk geval zou het van de Nederlandsche gedelegeerden een verzaken van nationale waardigheid zijn, indien zij zich tot het in den steek laten onzer taal lieten verleiden.
Het Hoofdbestuur verzoekt U met aandrang te trachten de Regeering tot een duidelijke verklaring te bewegen, waaruit blijkt, dat aan de Nederlandsche gedelegeerden zal worden opgedragen, zoowel in de voltallige vergaderingen als in de briefwisseling met de Belgische afdeeling steeds zich van het Nederlandsch te bedienen.
Door zulk een verklaring zal aan veel ongerustheid een eind gemaakt zijn.
Het Hoofdbestuur vertrouwt, dat de Nederlandsche gedelegeerden en de Nederlandsche hoogleeraren, die gezamenlijk dit Verdrag zullen moeten uitvoeren, van genoeg nationalen zin zullen bezield zijn, om tegen de gevaren, boven onder punten twee en drie genoemd, te waken.
Niettemin zal een duidelijke verklaring omtrent de voertaal der Technische Commissie, die als een aanwijzing mag gelden omtrent den geest, waarin de Regeering het Verdrag in zijn geheel wenscht te zien opgevat, veel nut stichten.
Met verschuldigden eerbied,
Namens het Hoofdbestuur,
(w.g.) DE KANTER, Algemeen Voorzitter.
(w.g.)FORTMAN, Algemeen Secretaris.
's-Gravenhage, 9 Mei 1928.