Neerlandia. Jaargang 32
(1928)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHoofdbestuurOverzicht der Hoofdbestuursvergadering van 28 April 1928.Aanwezig: de heeren P.J. de Kanter, algemeen voorzitter; Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler, algemeen ondervoorzitter; Mr. B. de Gaay Fortman, algemeen secretaris-penningmeester; S.G.L.F. Baron van Fridagh, O.L. Helfrich, Mr. Dr. P.H.W.G. van den Helm, J.S.C. Kasteleyn, M.J. Liesenborghs, Kol. K.E. Oudendijk, Mr. K.M. Phaff, W.P. van Reede van Oudtshoorn, Prof. Dr. A.A. van Schelven, L.L.W. van Soest, Marc. Stijns, Th. G.G. Valette en C. van Son, Administrateur.
Afwezig met kennisgeving: de heeren Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, eerevoorzitter; Dr. J.Th. de Visser, eerelid; J.E. Bijlo, Dr. H. Ferguson, M.J. Lauwerijs, Dr. H.W.E. Moller, Omer Wattez, Jhr. E.J.M. Wittert.
De Voorzitter opent te half twee de vergadering en herinnert eraan, dat het den vorigen dag 25 jaar geleden was, dat Jhr. Von Weiler door Groep Suriname werd afgevaardigd naar het Hoofdbestuur en richt namens het Hoofdbestuur woorden van waardeering tet hem.
De Voorzitter doet daarna mededeeling van de ingekomen berichten van verhindering en stelt aan de orde: | |||||||||
Punt I. Notulen der vergadering van 3 December 1927.Deze worden met enkele wijzigingen goedgekeurd. | |||||||||
Punt II. Jaarverslag over 1927 van het Hoofdbestuur.Dit wordt met enkele redactiewijzigingen goedgekeurdGa naar voetnoot1). | |||||||||
Punt III. Rekening en Verantwoording over 1927.Deze worden onveranderd goedgekeurd, met dankzegging aan den algemeenen penningmeester voor zijn nauwkeurig beheer. | |||||||||
Punt IV. De verhouding tusschen Groep Vlaanderen en Groep Nederland. | |||||||||
Punt V. De motie van Groep Vlaanderen in zake onthouding van inmenging der Groepen onderling in aangelegenheden, die meer in het bijzonder tot het gebied eener bepaalde Groep behooren.Deze beide punten worden gezamenlijk behandeld. De heer Oudendijk heeft den indruk gekregen, dat de notulen der vergadering van 3 December sterker de meening van den heer Stijns, aan het slot gesproken, weergeven dan zij is bedoeld, waardoor de indruk is gewekt, dat er voor deze scherpere formuleering ruggespraak is gepleegd met den heer Stijns. De Administrateur geeft de verzekering, dat hij genotuleerd heeft naar zijn aanteekeningen, zonder eenige ruggespraak. De heer Oudendijk verklaart verder het volmaakt oneens te zijn met de nota en de gevolgtrekking van het Dag. Bestuur. Nederlanders en Vlamingen volgen elkaars lot en leven en de eersten zijn toch ook wel zoo'n beetje op de hoogte. Spr. kan niet begrijpen, dat Groep Vlaanderen, levend onder Belgisch bestuur, zulk een motie heeft gestemd. Wie cultureel voor Vlaanderen ijvert, loopt telkens en telkens tegen de politiek aan. Voor de Vlaamsche Hoogeschool ijveren is aan politiek doen. Men verwart de politiek met staatkundige richtingen, waarmee het Verbond zich natuurlijk niet mag bemoeien. Spr. begrijpt niet goed, welk bezwaar in dezen tegen Groep Nederland kan worden ingebracht. De heer Van Schelven acht ook de woorden van den heer Stijns, gesproken in de Hoofdbestuursvergadering van 3 December '27 te sterk in de notulen weergegeven. Alvorens de nota van het Dag. Bestuur te behandelen, dient uitgemaakt, waarover het eigenlijk gaat: over de houding van Groep Nederland tegenover Vlaamsche aangelegenheden of tegenover Groep Vlaanderen. Om een voorbeeld te noemen: Het opkomen voor het gastrecht te Breda, waar de Vlamingen onheusch bejegend werden, acht spr. het goed recht van Groep Nederland, want dat betreft iets, dat in Nederland gebeurde en het recht van bemoeiing daarmede behoudt de Groep zich voor. Als het gaat Groep tegen Groep, is spr. altijd bereid tot overleg. De heer Stijns verklaart, dat zijn uiting aan het slot der vergadering van 3 December '27 spontaan was en niet het gevolg van af- of ruggespraak. Men vraagt feiten, die ongewenschte bemoeiing van Groep Nederland met Vlaamsche aangelegenheden betreffen. Spr. noemt het Ned. Belgisch Verdrag. De actie van Groep Nederland in dezen heeft Groep Vlaanderen kwaad gedaan, voor wie dat een politieke zaak was. Men vergete niet, dat Groep Vlaanderen na den oorlog met groote moeite is heropgericht op den grondslag van zuiver cultureele ontwikkeling en spr. 's houding in de vergadering van 3 December zoowel als de pas aangenomen motie van Groep Vlaanderen steunen daarop. Spr. leest ten slotte een uitvoerige verklaring voor. De heer Liesenborghs dringt aan op overleg tusschen de besturen van Groep Vlaanderen en Groep Nederland. De heer Valette oordeelt, dat alle verschil van meening het gevolg is van een verschillend begrip van het woord politiek. Men bedoelt partijpolitiek. Als we voortaan spreken van ‘partijpolitieken aard’, zal misverstand en oneenigheid worden vermeden. De heer Stijns acht dit nog geen oplossing der moeilijkheid. De vervlaamsching der Gentsche hoogeschool b.v. is geen | |||||||||
[pagina 96]
| |||||||||
politiek, de Nolfrichting wel. De heer Liesenborghs ziet opklaring in het rangschikken der belangen. In een vereeniging als het A.N.V. dienen de stambelangen primair te zijn; daarvoor moet vóór alles worden gewaakt, daaraan alle optreden getoetst. De Voorzitter, het gesprokene samenvattend, heeft dezen indruk van 's heeren Stijns woorden gekregen: Groep Nederland, bemoei U niet met Vlaamsche aangelegenheden, gij brengt er ons mee in moeilijkheden. Maar wat zijn ‘Vlaamsche aangelegenheden’? De bemoeiing in de Bredasche zaak was formeel toelaatbaar, druischte niet tegen de Verbondswet in, maar wat er mee bereikt wordt, moet toch beslissen over de wenschelijkheid der bemoeiing. Men moet practisch blijven, zich niet vastklampen aan zijn formeel recht. Daarover is voor den oorlog nooit verschil van meening geweest. In den oorlog zei Meert tot spreker: ‘Wij gaan door den wind, maar het A.N.V. blijft er buiten’. Dat is de juiste opvatting, altijd als zoodanig in beide Groepen erkend. Wat geoorloofd is en wat niet, wil spr. toelichten met dit eene voorbeeld: IJveren voor Nederlandsch onderwijs in Vlaanderen is geoorloofd, ijveren voor Katholiek onderwijs niet, omdat het onderwijs is van een bepaalde richting. Spr. trekt uit het gehoorde dit besluit:
Den heer Oudendijk is het buitengewoon aangenaam te kunnen verklaren dat, wat de voorzitter gezegd heeft, hem uit het hart is gegrepen. Toch is spr. het met het oorspronkelijk verwijt aan Groep Nederland niet eens. Als voorbeeld van ongewenschte bemoeiing is het Verdrag genoemd. Maar dat was toch ook en vooral een Nederlandsch belang en daar moest Groep Nederland zich mee inlaten. Spr. begrijpt niet, dat men daaraan in Vlaanderen aanstoot heeft genomen. Met godsdienstige en staatkundige richtingen zal Groep Nederland zich niet inlaten, daar waakt de Verbondswet voor. Wat wil men dan? Een open deur intrappen? De motie zal verwarrend werken. De Voorzitter acht de motie wel duidelijk. We hebben ze te aanvaarden en praktisch te beschouwen. De genoemde gevallen kunnen als gerechtigde bemoeiing beschouwd worden, maar men kan ook een breeder standpunt innemen en een offer brengen, als uit Vlaanderen een wenk komt: Ge brengt ons in moeilijkheden, als ge U hier- of daarmee bemoeit. Groep Vlaanderen verkeert in een moeilijken toestand en de Vlaamsche geestesgesteldheid is zoo geheel anders dan de Noordnederlandsche. De heer Van Schelven ziet in de vier punten van den voorzitter zalf op de wond. Ze nemen niet weg, dat de woorden van den heer Stijns, aan het slot der Hoofdbestuursvergadering van 3 December gesproken, hard zijn weergegeven. Spr. wenscht zich niet te binden tot zwijgen of niet doen, als daarvoor aandrang uit Vlaanderen komt: Men late ons vrij. Voor spr. is niet het Verbond het hoogste, maar het stambelang. Het Verbond moet de stambelangen dienen. De heer Van Soest heeft ook met genoegen de woorden van den voorzitter gehoord en is het eens met den heer Valette, dat gebruik van het woord partijpolitiek ook voor de buitenwacht opklaring kan brengen. De heer Stijns is het eens met den heer Van Soest, wijst er nog op, dat de motie met algemeene stemmen is aangenomen en waarschuwt tegen de bemoeiing met de herdenking 1830 - 1930, welke door Groep Vlaanderen stellig partijpolitiek zal worden geacht. De heer Oudendijk zegt, dat Groep Vlaanderen Groep Nederland in een richting wil dringen, die strijdt met de beginselen van het Verbond. Als Vlamingen over de grens komen, mogen wij bij begroeting niet vragen, welk soort van Vlamingen dat zijn. Spr. vraagt: wat heeft bij slot van rekening Groep Nederland gedaan, om de motie te rechtvaardigen? Wij Zeggen hier niet: Gij in Vlaanderen doet verkeerd. Men moet dat daar zelf uitmaken. Maar ook de Noord-Nederlanders behouden zich het recht voor te doen, wat hun op hun terrein goeddunkt voor de Dietsche belangen. Als straks weer over een Verdrag onderhandeld wordt, willen wij onze meening zeggen en ons dus met een politieke aangelegenheid gaan bemoeien. De heer Van Schelven zegt zich niet te kunnen vereenigen met de vierde der door den voorzitter uit de gedachtenwisseling gemaakte gevolgtrekkingen, n.l. het opstellen van een formuleering door het Dag. Bestuur voor de buitenwacht. Spr. meent, dat het veeleer voor de binnenwacht noodig is en de formuleering niet aan het Dag. Bestuur moet worden overgelaten. De Voorzitter wenscht nog een woord te zeggen over de uitspraak van Prof. Van Schelven, dat voor hem stambelang boven A.N.V. gaat. Die opvatting lijkt spr. onhoudbaar, want stambelang is A.N.V. belang. Het Verbond is de instelling, die voor de stambelangen moet opkomen. Wil men, dat het A.N.V. bloeie, dan dient men dit de hand boven het hoofd te houden. Het standpunt der heeren Van Schelven en Oudendijk: niet buigen, dan breken, kan nooit dat van het Hoofdbestuur zijn, dat ernstig rekening heeft te houden met verschillende stroomingen in het geheele Verbond. Daarom lijkt spr. een samenspreking tusschen de besturen van Groep Nederland en Groep Vlaanderen zeer gewenscht, om zoo mogelijk tot overeenstemming te komen en één lijn te trekken. Het Hoofdbestuur behoort daarbij door leden van het Dag. Bestuur vertegenwoordigd te zijn, omdat het hier betreft de belangen van meer dan één Groep, en behandeld door de belanghebbende Groepsbesturen gezamenlijk. Aan den heer Oudendijk geeft spr. toe, dat, als het levensbelangen van Nederland geldt, Groep Nederland niet mag zwijgen, omdat zij ook een nationale opvoedingstaak heeft, maar men moet ook niet vergeten, dat de taak van Groep Vlaanderen uitsluitend cultureel is. De samenkomst te Breda was een eenzijdige uiting van een bepaalde richting in de Vlaamsche Beweging, die in België afbrekend, wil werken. Elke Groep heeft rekening en voeling te houden met de andere Groepen en haar belangen. Het Dag. Bestuur vraagt alleen overleg tusschen haar besturen. De Voorzitter vraagt, of de vergadering zich kan vereenigen met het slot der nota van het Dag. Bestuur. De heer Van Schelven antwoordt ontkennend. Spr. kan zich niet binden en zou het slot der gevolgtrekking van de nota, de laatste 6 regels, willen zien weggelaten. De heer Oudendijk vindt het heele debat één groot raadsel. Groep Nederland bemoeit zich niet met de inwendige aangelegenheden van Groep Vlaanderen. Deze doet het juist wel met de onze. De Voorzitter heeft geen bezwaar de gevolgtrekking in te korten en stelt voor ze aldus te lezen: ‘Gehoord de beraadslagingen, ziet het Hoofdbestuur zich verplicht als zijn meening te doen kennen, dat, wanneer er sprake is van handelingen, die niet zuiver binnenlandsche aangelegenheden betreffen, men in elke Groep zich nauwkeurig rekenschap behoort te geven, zich mitsdien zoo noodig op de hoogte behoort te stellen van de opvattingen en bedoelingen van het bestuur der Groep, welke die aangelegenheden in 't bijzonder betreffen.’ Aldus goedgekeurd. | |||||||||
Punt VI. De voorgestelde adressen aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en Belgische Regeering in zake de intellectueele toenadering.De Voorzitter deelt mede, dat van den heer Van Schelven | |||||||||
[pagina 97]
| |||||||||
een brief is ingekomen, waarin hij eenige scherpere formuleeringen voorstelt, waarmee het Dag. Bestuur zich in hoofdzaak kan vereenigen. Spr. leest ze voor. De vergadering kan zich daarmede ook vereenigenGa naar voetnoot1). | |||||||||
Punt VII. De samenstelling der Bestendige Commissie voor de Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen.De heer Oudendijk heeft aan het Dag. Bestuur geschreven zich niet te kunnen vereenigen met de opvatting van het Dag. Bestuur, dat dit bevoegd is raad te vragen over de samenstelling der candidatenlijst voor deze Commissie, waar het zulks dienstig oordeelt. Groep Vlaanderen heeft men advies gevraagd, niet Groep Nederland. Er moet gewaakt worden voor eenzijdige samenstelling en het reglement der Bestendige Commissie voor de Ned. Taal- en Letterk. Congressen legt een zedelijke verantwoordelijkheid op. De heer Van Schelven wijst op art. 5: ‘De Bestendige Commissie noodigt eenige ingezetenen van de gekozen stad uit tot het samenstellen eener Regelingscommissie; de samenstelling dezer Regelingscommissie, de regeling harer werkzaamheden enz., moeten in voorafgaand overleg met de Bestendige Commissie geschieden.’ De heer Van Soest wijst op art. 7: ‘De regeling der werkzaamheden, haar indeeling enz. moet in voorafgaand overleg ter goedkeuring aan de Bestendige Commissie worden aangeboden.’ Spr. kan zich met de keuze der leden van de Best. Comm. niet geheel vereenigen. De heer Valette vraagt, of er geen Zuid-Afrikaan zitting moet nemen in de Bestendige Commissie. De Voorzitter zegt, dat er geen Zuid-Afrikaan beschikbaar bleek, nadat Dr. Leyds had bedankt. De praktijk is, dat, zooals overal bij alle mogelijke Congressen, niet de Bestendige Commissie maar de plaatselijke commissie daar, waar een Congres gehouden wordt, de leiding heeft. Bij vacatures in de Bestendige Commissie kan met de geuite wenschen rekening gehouden worden. Spr. verzoekt stemming. De samenstelling der Bestendige Commissie, zooals die door het Dag. Bestuur is voorgesteld, wordt goedgekeurd met 9 tegen 3 stemmen. Van de 3 adviseerende stemmen verklaarden zich 2 voor. | |||||||||
Punt VIII. (Van vertrouwelijken aard). | |||||||||
Punt IX. Centralisatie der landverhuizing.De heer Van den Helm kan tot zijn spijt niet langer de vergadering bijwonen en zegt toe mededeelingen over zijn bemoeiingen in een nota te zullen neerleggen. Spr. wenscht ten slotte nog even als afgevaardigde van Groep Suriname zich aan te sluiten bij de hulde, gebracht aan zijn mede afgevaardigde, Jhr. Von Weiler, bij diens 25-jarig lidmaatschap van het Hoofdbestuur. | |||||||||
Punt X. Voorstel van Mevrouw Veen tot instelling van een plaatsingsbureel voor vrouwen in Ned. Oost-Indië.Alle adviezen zijn afwijzend. Het Dag. Bestuur stelt voor, dat het Hoofdbestuur in dien zin besluite. Aldus besloten. | |||||||||
Punt XI. Voorstel van het Dag. Bestuur, om Afd. Weenen een subsidie te verleenen gelijk staande met de verplichte afdracht over 1927.Aangenomen. | |||||||||
Punt XII. Voorstel van het Dag. Bestuur om voor een te stichten Nederlandschen leerstoel te Pretoria gedurende 5 jaar een jaarbijdrage van f 300.- toe te staan.Aangenomen. | |||||||||
Punt XIII. Voorstel van het Dag. Bestuur om voor de Zuidafrikaansche Studentendagen, dezen zomer te Arnhem te houden, f 250.- toe te staan.Aangenomen. | |||||||||
Punt XIV. Voorstel van het Dag. Bestuur om aan het Ned. Historisch Instituut te Rome over 1928 een subsidie toe te kennen van f 100.-.Aangenomen. | |||||||||
Punt XV. Goedkeuring van het nieuwe reglement der Zelfstandige Afdeeling Nieuw-Nederland.Wordt goedgekeurd. | |||||||||
Punt XVI. Voorstel van het Dag. Bestuur om te benoemen tot vertegenwoordigers: de heeren Jac. Voorsluys te Carambehy; Dr. J.A. van der Wijk te Genève; F.H.J.A. Lafleur te Hongkong; Dr. H.L. Grondijs te Parijs; A.H. Luydjens te Rome.Allen worden benoemd. | |||||||||
Rondvraag.De heer Van Soest betreurt het, dat zijn voorstel over een nieuwe actie voor studie van Afrikaners aan Nederlandsche Hoogescholen niet meer op de dagorde kon worden geplaatst. In afwachting van de volgende hoofdbestuursvergadering, waarop spr. het punt gaarne zal zien geplaatst, wijst hij op de wenschelijkheid van een herzienen verbeterden herdruk van den Studiegids voor Afrikaners. |