Neerlandia. Jaargang 32
(1928)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLessen in Zelfvertrouwen.De geschiedenis van Curaçao en Aruba is beschamend voor hen die, nog niet zooveel jaren geleden, verlangden, dat Nederland zijn koloniën in de West maar zou verkoopen. Er kon ‘toch niets van groeien.’ De groei van beide eilanden overtreft thans alle verwachtingen. Reeds in 1924 ging het aantal zeeschepen, dat de haven van Curaçao aandeed, dat van Amsterdam te boven. De cijfers voor 1927 komen daar ver boven uit: 5530 schepen met een inhoud van ruim 34 000 000 Kub. M. inhoud tegen Amsterdam 3318 schepen met nog geen 22 000 000 Kub. M. Van Aruba getuigt de Amigoe di Curaçao: Aruba bevindt zich in een tijdvak van ontwikkeling, die zoo plotseling gekomen is en met zulke reuzensprongen gaat, dat er van het Bestuur bijna salto's mortales verwacht worden om deze ontwikkeling te kunnen bijhouden. Nu door de vestiging van de ‘Arend’ Petr. Mij. op Aruba, en de waarschijnlijke vestiging van nog een derde maatschappij, vereenigd met de ‘Lago’ de ontworpen havenwerken aan de Paardenbaai steeds noodiger worden, zou de Amigoe niet weten, waarom langer met de uitvoering moet gedraald worden. Het blad is overtuigd, dat kredieten, bij aanvullende begrooting onder overlegging van de uitgewerkte plannen aangevraagd, er bij den Kolonialen Raad met vlag en wimpel zouden doorkomen. Het voorbeeld van Curaçao kan den twijfelaars en weifelmoedigen een hart onder den riem steken. Wij herinneren ons een kloek woord, dat twintig jaren geleden door den civ. ing. J.C. Loman gesproken werd in een lezing, gehouden in de groep Suriname van het Algemeen Nederlandsch VerbondGa naar voetnoot1). De toekomst lag toen nog in dichte nevelen. Met het voorbeeld van Singapore en Pinang voor oogen, waar eenmaal de Nederlandsche vlag lafhartig gestreken werd voor die der verder ziende Engelschen spoorde de heer Loman zijn landgenooten aan, niet desgelijks de toekomst van Curaçao prijs te geven. ‘Volgens mijn vaste overtuiging’, zeide hij, ‘en ook doordat ik gereisd heb in de wateren, die Curaçao omspoelen, ben ik tot de slotsom gekomen, dat van Curaçao iets groots is te maken en wel voornamelijk om zijn ligging op den weg van Europa en Afrika naar het Panamakanaal, dan door zijn binnenlandsche toestanden, die buitengewoon gunstig afsteken bij die der omliggende Spaansche uitvoerhavens, waar elk kapitalist huiverig is geld te wagenverder door zijn prachtige natuurlijke havens en de zeld, zame geschiktheid van het volk voor het zeemansbedrijf... en ten slotte door de opkomst van de Nederlandsche stoomvaart... Op die achterlijkheid der Spaansche havens kan men thans niet meer zoo rekenen als vroeger. Overal worden de teekenen des tijds begrepen. Des te dringender is de noodzakelijkheid meer en ernstiger aandacht te wijden dan tot dusver aan de ontwikkeling van Nederlands bezittingen in de West. De lessen in zelfvertrouwen uit Curaçao en Aruba mogen niet vergeten worden. Leden, werft Leden! |
|