Wat Wij Kunnen.
Menig Nederlandsch geleerde heeft in den laatsten tijd den naam van ons land opnieuw wijder bekendheid gegeven.
Prof. P. Zeeman werd naar Madrid genoodigd, om er een voordracht te houden bij de feestviering van het Kon. Spaansche Genootschap voor Natuuren Scheikunde op 9 tot 15 April. De koning van Spanje en de ministers hadden hun tegenwoordigheid bij de opening toegezegd. Op elk der vier feestdagen zou een buitenlandsch geleerde het woord voeren.
Prof. Keesom werd tot eeredoctor in de technische wetenschappen van de technische hoogeschool te Warschau benoemd; de Poolsche gezant in Den Haag is prof. Keesom den bul van deze waardigheid te zijnen huize komen overhandigen, in tegenwoordigheid van prof. Wolfke, die als promotor van prof. Keesom was opgetreden.
Prof. W.J. Luyten, hoogleeraar aan de Harvard Universiteit te Cambridge (Mass.) zal door de John Simon Guggenheim Memorial Foundation uitgezonden worden naar het station der Harvard Sterrenwacht te Bloemfontein in Zuid-Afrika, om den Zuidelijken sterrenhemel te bestudeeren. Alvorens daarheen te vertrekken zal deze Nederlander de Ver. Staten vertegenwoordigen op het internationale sterrenkundige congres, dat op 5 Juli te Leiden zal worden gehouden. Een gelijksoortige opdracht heeft de Nederlandsche regeering indertijd gegeven aan dr. W.H. van den Bos, observator aan de Sterrenwacht te Leiden. De heer Van den Bos werd nog als candidaat in de wis- en natuurkunde aan de Leidsche sterrenwacht verbonden, naar Potsdam gezonden, om fotografieën van den sterrenhemel op te meten, die door de sterrenkundigen aldaar in samenwerking met hun Leidsche vakgenooten waren genomen. Nadat hij in 1925 op een proefschrift over micrometrische metingen van zoogen. dubbelsterren tot doctor bevorderd was, werd ingevolge een met de Johannesburgsche sterrenwacht in 1923 getroffen regeling tot uitwisseling van waarnemers, dr. Van den Bos opgedragen haar Johannesburg te gaan voor waarnemingen op het zuidelijk halfrond. Dr. Van den Bos moest daar pionierswerk verrichten en eerst voor een kijker zorgen, zonder welken er niets te beginnen viel. Wij lezen thans in ‘De Zuid-Afrikaan’, dat de Nederlandsche geleerde, hoewel hij slechts ‘te leen gegeven’ werd, in Zuid-Afrika zal blijven, daar hij tot onderdirecteur van de sterrenwacht van Johannesburg in de plaats van den heer H.E. Wood, die dr. R.T.A. Innes als directeur is opgevolgd, benoemd is.
Julius Röntgen, ten volle Nederlander geworden in zijn toondichtingen, heeft voor Nederland lauweren behaald in Amerika. Hij werd met den gouden en den zilveren penning bekroond van den prijs voor liederen, welke de Associated Glee Clubs van Amerika voor 1927 uitgeschreven had. Tevens is hem de prijs van 500 dollar toegekend, welke was uitgeloofd door dr. Herbert J. Tily.
Op deze prijsvraag werden 277 inzendingen ontvangen. Dr. Frank Damrosch, die de uitspraak bekend maakte, deelde mede, dat het comité Röntgens werken als belangrijke aanwinsten voor het repertoire van mannenkoren beschouwde.
Op hetgeen onze toonkunstenaars bereiken, gaf het onderhoud, dat de heer Brusse van de N.R.Ct. met dr. Willem Mengelberg heeft gehad, een nieuwen kijk. Er bleek uit, welk een goede reclame het voor de Nederlandsche beschaving is, dat Mengelberg overal in Amerika als de dirigent van het Amsterdamsche orkest bekend is.
‘Waar ik ook ontvangen word, zei de gevierde man, steeds is het Nederland, het kleine Nederland, dat dan