Italië.
De vragenlijsten, gezonden aan de consulaire ambtenaren te Bari en Monopoli, Carloforte, Castel-lamore-di-Stabia en Sorrento, Ferrara, Florence, Livorno, Messina, Porto-Ferraio, Savona, Syracuse, Taranto, Terranova en Trapana, zijn onbeantwoord gebleven.
Wat Livorno betreft, verwijzen wij voor de geschiedkundige bijzonderheden, door Dr. G.J. Hoogewerff kortgeleden over de Nederlandsch-Duitsche gemeente en haar kerkhof, meegedeeld in de mededeelingen van het Ned. Hist. Inst. te Rome, VII, 1927.
Op Malta is geen, in Fiume één Nederlander.
In Rome heeft men de ‘Nederlandsche vereeniging van weldadigheid ‘Julianafonds’, die ondersteuning van landgenooten in die stad beoogt; zij telt 15 leden. Als vertegenwoordiger van het A.N.V. is daar gevestigd: A.H. Luydjens.
Het aantal Nederlanders te Rome is moeilijk te bepalen, misschien zijn er een 200, hoofdzakelijk zijn het geestelijken, leden der gezantschappen, verbondenen aan het Nederlandsch Historisch Instituut, zaken menschen; verder zijn er eenige kantoorbedienden en studeerenden. Zij blijven hun Nederlandsch karakter bewaren, meestal ook de kinderen.
De leden der bescheiden Nederlandsche kolonie te Genua zijn niet in een vereeniging bijeengebracht. Die tot de hoofdkern behooren, komen echter door den aard van hun bedrijf geregeld onderling in aanraking, terwijl in 1925 en 1926 bij gelegenheid van het bezoek der oorlogsschepen Tromp en Heemskerk nagenoeg de geheele Nederlandsche kolonie bijeen is gekomen.
Het aantal Nederlanders te Genua bedraagt 75, waaronder 15 kinderen en kan voor het overige deel van het consulair gebied (de prov. Genua, Massa-Carrara en Porto-Maurizio) op 10 tot 20 worden geschat. De voornaamste beroepen zijn leider en bediende van handelszaken en stoomvaart-maatschappijen. Voor het grootste gedeelte blijven zij hun Nederlandsch karakter bewaren, o.m. blijkende uit de omstandigheid, dat zij van hunne vacantie gebruik maken, om het vaderland te bezoeken. Grootendeels blijven zij ook hun moedertaal spreken, al kon dit bij de jongeren wel wat beter zijn. Enkele Nederlandsche onderdanen zijn vroegere Smyrnioten en spreken geen Nederlandsch.
Te San Remo, dat jaarlijks een 250 tot 300 wintergasten uit Nederland krijgt, zijn ongeveer 12 blijvers, taalleeraars, muziekleeraars en schilders, die evenals hun kinderen hun Nederlandsch karakter blijven bewaren.
Vertegenwoordiger van het A.N.V. te Genua is de heer G.H.v. Straaten, via Edmondo de Amicis 6-6.
Voor Milaan wordt het aantal Nederlanders door den vice-consul op ongeveer 75 geschat met inbegrip der kinderen, van welke 10 buiten Milaan. Meerendeels zijn zij werkzaam in ondergeschikte betrekkingen in handel en nijverheid. Ofschoon ook hier, om dezelfde reden als te Genua, geen onderlinge band bestaat, blijven deze Nederlanders hun nationaal karakter bewaren.
In het gebied van den consul te Turijn zijn 15 Nederlanders op het consulaat ingeschreven: 1 R.K. geestelijke, eenige werkzaam in de nijverheid (margarinefabriek N.V.v.d. Bergh en Co. te Villastellone) de directeur der Turijnsche afdeeling der Y.M.C.A. Zij blijven hun Nederlandsch karakter bewaren.
Hetzelfde geldt van de 3 Nederlanders te Venetië gevestigd, gedeeltelijk ook van een tweetal te Triëst, van een achttal te Napels.
Op het vaste land van Italië worden overigens, voor zoover berichten zijn ingekomen, geen Nederlanders aangetroffen.
Op Sardinië zijn twee Nederlanders, van welke 1 directeur is der Hollandsche Mijnbouwmaatschappij Bosa.
Te Palermo zijn 10 Nederlanders, van welke slechts 3 in Holland geboren zijn. Omgang hebben zij niet met elkaar. Bij inschrijving voor nationale doeleinden toonen zij hun Nederlanderschap op prijs te stellen.
Op het eiland Rhodus bevindt zich 1 Nederlandsche landbouwer.