Belangstelling in het Buitenland.
Eenigen tijd geleden merkten wij op, dat het geheel onjuist is te denken, dat in het buitenland aan Nederland weinig aandacht wordt geschonken. De overzichten van artikelen in de buitenlandsche pers voortdurend door het ‘Bureau voor Documentatie’ van den heer Drion verspreid, toonen, dat de belangstelling zeer groot is. ‘Een ingewijde’ bevestigt dit in een artikel in het Handelsblad van 6 Maart 1.1.
Ook hij verwijst naar het Nationaal Bureau voor Documentatie, komt eveneens tot de slotsom, ‘dat de buitenlandsche pers naar verhouding zeer veel aandacht aan Nederland en zijn kolonie wijdt’ en schrijft voorts:
Een onzer gezanten, geaccrediteerd in een groot land, vertelde mij onlangs dat een gezant van een ander (klein) land hem de vraag had gesteld: ‘Hoe bereiken jullie toch dat de pers hier zoo dikwijls over Nederland spreekt?’ Wie een paar weken zou volgen hetgeen op het ‘Nationaal Bureau’ binnenkomt aan stukken in buitenlandsche bladen over Nederland en Indië, zou deze diplomatieke verbazing alleszins gerechtvaardigd vinden. En zelfs de raadpleging van wat het ‘Nationaal Bureau’ wekelijks rondzendt, stemt tot tevredenheid. Ik betwist dat eenig land van gelijke waarde voor het internationale leven een steviger dossier zou kunnen aanbieden.
In Duitschland is de belangstelling voor Nederland nog steeds levendig. ‘Vooral in Duitschland’, zoo schreef de Berlijnsche briefschrijver van Het Vaderland onlangs, ‘staan de Hollanders als muzikaal volk hoog in aanzien en er is haast geen stad met een goed orkest of Hollandsche instrumentalisten behooren onder de eerste solisten’. Wie in Duitschland reist, kan die waardeering opmerken op velerlei terrein. Te Hamburg bijv., met zijn vele groote wetenschappelijke instellingen, ontmoet men groote waar-deering voor de Nederlandsche scheikundigen en geneeskundigen. Men weet, dat de Hamburgsche hoogleeraar Pelte met twee Berlijnsche professoren door het Rijksministerie voor gezondheid naar Nederland afgevaardigd is, om met de Nederlandsche geneeskundigen het vraagstuk der encephalitis postvaccinalis te bestudeeren. Te Tübingen is een Hugo-de-Vriesfeest gevierd ter gelegenheid van den 80sten verjaardag van den beroemden Nederlandschen geleerde. In vele nijverheidsgemeenschappen met aansluiting op andere landen is Nederland vertegenwoordigd en vele Nederlandsche bedrijven dingen met Duitsche. Overgroot is daar te lande de belangstelling voor onze koloniën, sedert Duitschland de zijne verloor. Ook elders trouwens.
Te Davos heeft de Zwitsersche hoogleeraar dr. Carl Schröter een lezing gehouden over een reis van zeven maanden in Ned.-Oost-Indië. Ofschoon niet blind voor vroegere misslagen, verklaarde hij zich een groot bewonderaar van al hetgeen Nederland in latere jaren heeft verricht. Het was onmogelijk den ontzaglijken vooruitgang en de weldaden te miskennen, die de Nederlandsche koloniale politiek aan het land en aan de inlandsche bevolking had gebracht.
Evenzoo is in Frankrijk aan belangstelling geen gebrek. Een Parijsch berichtgever schreef onlangs zelfs van een ‘epidemie van lezingen over Nederland en koloniën.’ Privaatdocent Polak las over Spinoza, Ir. Hug over de electrificatie der spoorwegen in Indië, Ch. J. d'Ancona over onze rubberteelt, de handelsattaché Glaser over onze cultures in Indië, waarbij hij onze koloniale werkwijzen roemde en - ook alweer - tot versterking der handelsbetrekkingen tusschen Frankrijk en Ned.-Indië opwekte. Overal voelt en begrijpt men, dat Nederland hard werkt, veel bereikt en dus geëerbiedigd moet worden.