dan in ieder geval zeer onregelmatig. Omtrent die afleiding vond ik het volgende in Hobson-Jobson, A. Glossary of Anglo-Indian colloquial words and phrases: ‘Creole; the original so far as we can learn, is Spanish criollo, a word of uncertain etymology, (dit komt dus overeen met wat Littré omtrent de vorming zegt.) whence the French créole, a person of European blood, but colonial birth. Skeat concludes that criollo is a negro-corruption of criadillo, diminutive of criado’. Criado beteekent, zooals bekend zal zijn, in het Spaansch o.a. bediende. Salvá geeft op: domestique, serviteur, valet. Omtrent den oorsprong van het woord hebben wij dus geen zekerheid, wel groote waarschijnlijkheid.
Alle door mij geraadpleegde werken komen echter hierin met elkaar overeen, dat zij vaststellen, dat creolen blanken zijn, geen negers, of kleurlingen. Het zijn de volgende:
D. Vincente Salvá, Nuevo Diccionario Francés-Espanol, vermeldt: Creole, criollo, nombre que se da al europeo de origen que nace en las colonias. En America se denomina criollo el hijo de europeo y americano óo vice versa, y en esta acepción se debe entender.
In Ferrari et Cassia, Dictionnaire français-italien, vindt men: Creolo, neologismo istorico; nome che se dà ad un europeo di origine che è nato in America.
The Encyclopedia Americana zegt: ‘Creole, a person born in America or the West-India Islands of pure European blood, as a Spanish creole; the term is sometimes applied, but wrongly, to any person born within tropical latitudes, of whatsoever, color. Bij English writers it has sometimes been used to mean a mestizo or mulatto, but cannot properly be applied to any person of mixed race, non-Latin stock or non-European birth.
De Dictionnaire général de Biographie et d'Histoire vermeldt: Créoles, de l'espagnol criollos, nom que les négres expórtés d'Afrique au XVIe siécle, donnaient à leurs enfants, nés dans le nouveau monde, et que les Espagnols appliquèrent aux hommes nés en Amérique de parents blancs. Ce nom est encore en usage pour désigner des personnes de race euro-péenne, nés dans les colonies.
En eindelijk vindt men in Larousse illustré: Créole (de l'es-pagnol criollo, même sens) Personne de race blanche, née aux colonies.
Nègre créole se dit exceptionnellement pour distinguer le noir né aux colonies du noir venu d'Afrique.
Het woordenboek der Nederlandsche taal geeft onder het woord Kreool in hoofdzaak hetzelfde en wijst er bovendien nog op, dat het ook wel voor kleurlingen gebruikt wordt, doch ten onrechte.In verband hiermede geeft het deze aanhaling uit Hesselings Het Negerhollandsch: ‘De dwaling, dat Kreolen menschen van gemengd bloed zijn, een dwaling, die zoo algemeen verbreid is, dat men haar wel als een tweede beteekenis van het woord Kreool mag beschouwen....’
Nu nog iets over het woord chapeton. Chapetones waren Spanjaarden, die uit het Moederland naar de koloniën waren overgestoken. Een paar eeuwen vormden dezen een bevoorrechte klasse in de Spaansche koloniën, wat ten slotte tot den opstand in het begin der 19de eeuw leidde. Francisco de Mirando en Simon Bolivar waren beiden Creolen, afstammelingen van Spaansche geslachten en beiden geboren te Carácas. In Dr. H. Brugmans en Dr. G.W. Kernkamp, Algemeene Geschiedenis vindt men op blz. 86 hieromtrent: ‘Het bestuur (in de Amerikaansche koloniën n.l.) werd natuurlijk geheel in het belang van Spanje en de Spanjaarden gevoerd. Slechts Spanjaarden, in Amerika chapetonen geheeten, bekleedden de hooge ambten. Zelfs aan de creolen, de in Amerika geboren Spanjaarden, was dat recht ontzegd, dus natuurlijk nog veel eerder aan de kleurlingen, mulatten en mestiezen, die weldra een talrijke klasse vormden.’
Men kan dus onderscheiden, chapetones, d.z. in Spanje geboren Spanjaarden, creolen, d.z. in Amerika geborenen uit Spaansche, althans blanke, ouders, kleurlingen van verschillend gemengd bloed en negers en Indianen. De oud-Gouverneur Staal merkt in zijn toelichting zeer terecht op, dat men zich aan die oorspronkelijke beteekenis in Suriname niet houdt. Daar doet men met het woord Creool hetzelfde, dat velen tegenwoordig hier doen met het woord Olympiade. Dit gebruikt men in de beteekenis van Olympische spelen, in plaats van in de historisch juiste: tijdvak van vier jaren tusschen die spelen. In Suriname noemen negers en kleurlingen zich creolen en, naar het schijnt, begint die onjuiste opvatting van het woord in geschriften hier te lande ook burgerrecht te verkrijgen. Herhaaldelijk vindt men in couranten de mulattin Josephine Baker aangeduid als Creoolsche; de heer Arends wijst nog op andere voorbeelden.
Het is eigenlijk eenigszins eigenaardig, dat men in Suriname zoo'n voorliefde heeft voor het woord Creool; chapetones hechtten er zonder eenigen twijfel een minachtende beteekenis aan. Maar het gebeurt meer, dat men, wat als een beleediging bedoeld was, als een eerenaam gaat gebruiken. Onze eigen geschiedenis levert in het woord geuzen een voorbeeld daarvan. Daar komt bij, dat men in Suriname zooveel mogelijk het woord neger vermijdt. In Surinaamsche kranten vindt men vaak in plaats van dat woord de aanduiding: zwarte man, wat eigenlijk hetzelfde beteekent, als het woord, dat men wil vermijden. En in den laatsten tijd beginnen Surinaamsche negers en kleurlingen zich wel eens aan te duiden als Westerlingen, wat eigenlijk, in tegenstelling met de Oosterlingen, de Britsch-Indiërs en Javanen, nog zoo dwaas niet is. In het Surinaamsche dialect het Neger-Engelsch, wordt echter het woord neger zonder bezwaar gebruikt. De ingang tot een erf, die bestemd is voor het dienstpersoneel en voor bedienden van leveranciers, wordt b.v. geregeld aangeduid als ningre-doro (negerdeur of -poort).
De oplossing van het ‘vraagstuk’ zou ik dus zóó willen geven: Creolen zijn blanken en in Suriname heeft het gebruik ingang gevonden, dat ook negers en kleurlingen zich creolen noemen. Dit, met de geschiedenis van het woord in strijd zijnde gebruik blijve echter tot Suriname beperkt; in Nederlandsche geschriften gebruike men het in de juiste beteekenis en bediene zich overigens van de woorden neger, kleurling, mulat e.d.
Nieuwer-Amstel, Februari 1928
C.K. KESLER.